V. (9_) Vlieg, die de Sprieten Draadswyze mtt
ALXIV* fpitfe punten beeft, het Lyf geelagtig ruig,
H oofd de Wieken bruin geribd.
STUK.
ix. De bruinheid geeft ook den bynaam aan
deeze } die by de Dorpen in Sweeden zig ont-
Hottentot. houdt, en van middelmaatige grootte is.
x. f i o ) Vlieg, die de Sprieten Scolopacet* i £ , - DraadswJy ze*; aan
Sneppije. , de tip met een Borjieltje, beeft, het Agterlyf
geelagtig met drie ryën van zwarte
Stippen i de Wieken gewolkt.
D e e zé , die in de Boflchert zig onthoudt,
heeft de geftalte van een W o lf vlieg, doch den
Bek als een Vlieg.
Vermiko ^ ^ die de Sprieten Draadswyze, aan
Leeuw- de tip met een Borjieltje beeft, het Agterlyf
met drie ryën van zwarte Stippen,
bet Borstjluk gevlakt ± de Wieken öngs
vlakt.
De Heer de G eer heeft, in de Stokholm-
le Verhandelingen voor ’t jaar, 1752, een pm-
ftandige befchryving gegeven van den Worm,
. ; daar
ff») M u f c a Antennis Filatis fubulatis, Corpote hitto lutcs-
cènte, Alis' cofta fufeis, Syjï, Nat. X.
(10) M u f c a Antennis Filatis apice Setigeris; Abdomine ife„
vefcente, trifariam nigro-punaato; Alis nebulolls. Faun. Suec,
1066. Reaum, In f . IV. T. 10. f. 5 , 6. ,
f n ) M u f c a Antennis Filatis apice Setigeris; Abdomine tri-
fariam nigro-punaato, Thorace maculato , Alis immaculatis.
de Geer. A ïï. Stuckfi, i7Sz, p, 180, %6o, f , Y*
daar deeze Vlieg uit voortkomt, offehoon hy V.
maar een eenigen daarvan had, welke lee-A f d e e l .’
vendig overgebleeven was van twaalf zbdani- H0oFb-r
ge Wormen, die uit Vrankryk, door den stuit.
Heer R e a u m u r , aan de Koningin van Sweeden
waren toegefchikt. Laatftgemeldé Heer,
die dezelven uit Provence kreeg, hadt derhal-
ven beter gelegenheid omze waar te neemen ,
en fchreef dienaangaande een uitvoerig Vertoog,
dat in de Verhandelingen der Koningly -
ke Sociëteit van Parys, op ’t jaar 1753, is uitgegeven.
Meri kan hetzèlve, elders, door my
vertaald vinden ( * ) .
Ik zal alleen aanmerken , dat het een wit
Wormpje is, ongevaar een half Duim lang»
dun van Kop en breed van Staart; het welk de
eigehfehap heeft om, gelykerwys de Mieren-
Leeuw, Kuiltjes in ’t loffe Zand te maaken,
en in het diepfte van zulk een Kuiltje a f te
wagten, dat eenig Diertje, tot zyne P ro o y ,
daar in valle; welk het dan, door uitzuiginge,
verflindt. Dit is de reden, dat men hetLeeuw-
Worm noemen moet; gelyk de Franfchen ’er
den haam aan geeveh vah Fer-Lion, en niet
Worm-Leeuw o f Wurm-lowen, gelyk de Duit-
fchers doen; want het Infekt verflindt geeri
Wormen. Het verandert in een Pop, die by-
ha de zelfde gedaante heeft, én daar uit komt
eeri
f t ) M het IV. DeeL der Uitgezegte N é rh a n itl'.n g tn, ia ‘1
l»ar I7 S» uitgegeven, bladz. 197. PU XXVIIi. *
h DEEL X I I . STUK* H h
üa