V.
A fdeel,
XLV.
H oofdstuk.
'i i i .
VulyitA.
Gemeene.
IV.
HubicumtA.
Koodagtige.
(3 } Juffer, die de Wieken wht9 het Lyf bruin,
de Staart enkeld heeft.
Deeze Soort van Juffers is van middelmaatige
grootte, en fmalof dun van L y f , doch hetzelve
wordt, naar 't end toe, merkelyk dikker, en
loopt dan wederom, aan de Staart, fpits uit.
Volgens R oes el, hebben fommigen een gee-
l e , fommigen een Karmynroode , fommigen
een bruinagtige Koleur. Het Masker, daar zy
uit voortkomen, is zo kort en breed van L y f ,
dat het byna naar een Tor o f Spinnekop ge-'
lykt.
(4 ) Juffer, die de agterjie Wieken, alleen, aan
't Gewricht zwartagtig heeft.
Het zou my toefchynen, dat hier de rood-
en g e e l-lyv ige Juffers, zoeven gemeld, bedoeld
werden, van de Agtfte Plaat van R o e-
s e l , indien dezelven de agterfte Wieken, by
’tGewricht, zwartagtig hadden: want die van
de Zevende Plaat komen ’er, in ’t geheel, niet
mede overeen. DeeeneSexe, zegt L inn.eus ,
heeft roode Vlakken op de Rug van ’t Borft-
ftuk en A g te r ly f; de andere heeft daar geele
Vlakken.
(5) Juf-
(3) lihelltila Alis albis, Corpore fufco; Csudl fimplici.
fatm. Snee. 766. RAJ. Inf. 49. n. 6. RoES. I " f II. Aq. f ,
T. 8.
(4) libtlluU Alis tantum pofticis Bafi nigïicantibus. ROES»
( n f l l . Aq. 2. T. 7. f. 4. RAJ. Inf go, H. 8.
(5 ) Juffer , die alle de Wieken, aan 't Ge- ^ ^
wrichty zwartagtig heeft; het BorJIJluk met XLV. *
twee geele Streepen; het Agterlyf platagtig Hoofd-
Lancetswys, aan de zyden geelagtig. stvk.
DtpreJJa.
T o t deeze Soort zullen, buiten tw y fe l, diePiatagtige.
breedlyvige Juffers behooren, waar van my ’er
een , door den gemelden Heer, benevens het
Masker, daar dezelve uit voortgekomen was,
is toegezonden» Zyn Ed. merkt aan , dat de
Maskers van deeze Soort van Juffers zig zodanig
verwarren in de Wortels van Waterplanten
, dat men z e , dikwils, niet dan met veel
moeite kan bekomen. Haar Verandering komt
met die der voorgaande overeen.
Onder de keurige Verzameling van Tekeningen,
tot de Natuurlyke Hiftorie der Dieren
behoorende en eenigermaate tot opheldering
van het Samenftel der Natuur van onzen Ridder
gefchikt, welke wylen onze N e e f, de Heer
Oudaan , te Rotterdam , hadt nagelaten,
vond ik de Afbeelding van drie Rombouten o f
Puiftebyters, door R ocho v a n V e e n ,
in ’t jaar 16 8 1 , getekend. Dezelven waren
eenigermaate- van Agterlyf verfchillende, het
welk in de eene nagenoeg als in deeze Soort,
breed
(5) LibelluU Alis omnibus Bafi nigricantbiis, Tborace li*
Reis duabus fiavis, Abdomine deprcffo-lanceolato , latcri-
bus flavescente, R a j . Inf. 140 &. 49. n. 4. 5. Reaum.
Inf. VI. T. 35. f. I; Roes. Inf. II. Aq, 2. T. 6. f. 4. T. 7«
f. 3»