92 B e s c h r ï v i h g v a n
V. den, z e lf, waargenomen in eenigen van deeze
XLVIIL b e k ten ', die my, nu ruim een Jaar geleeden,
H oofd- * van Utrecht, alwaar menze in de hooge Lan-
STUK- den aantreft, door den Heer Ju l i a a n s toe-
Leeuw, gezonden waren. Ik heb daar in ook gezien,
d a t z y , voor de Verandering, meer dan eens
van Huid verwisfelen; gelyk zyn Ed. my hadt
gefchreevèn, doorhem opgemerkt te zyn. Een
der Juffertjes , daar uit voortgekomen , is in
Fig. i i . afgeheeld.
Deveran- Het Masker, naamelyk, dat onze Mieren*
de?inÊ* leeuw is , tot zyne grootte gekomen o f volgroeid
zynde, graaft geen Kuiltje meer, maar
maakt onregelmaatige Loopgraaven in het Zand,
en fpint zig eindelyk een rond Tonnetje, naar
een Erwt gelykende , het welk van buiten u t
Zandkorreltjes behaat, en van binnen bekleed
is met fyne , witte Zyde. Hier in verandert
het tot een Popje, ’t welk een geheel andere
Gehalte h eeft, verwonende in ’t klein alle de
Lighaamsdeelen van het Juffertje , dat ’er uit
voort moet komen ; hoewel het zeer weinig
naar hetzelve gelykt. Het is Halfmaanswyze
krom geboogen, en vertoont zig dus ten deele
uitwendig buiten het Tonnetje uitheekende,
wanneer het volmaakte Infekt die gevangenis
verlaaten heeft.
Het juf- Hetzelve gelykt, in Gehalte, zeer naar on-
pT xcïv.üë gewoone kleine Juffertjes, doch de Wieken
Hg. ii' Zyn met zwarte Vlakjes gewolkt. De Kop
zweemt, eenigermaate, naar dien der Infekten
j
de G ’a a s v l i e g e n . 93
ten, welken men ’t Wandelende Blad noemt, ^FDE‘Er_
en de Sprieten verwonen zig Hoornagtig. De XLVIII.
Kleur van ’t Voorlyf is geel, en die van ’t Ag-
terlyf zwartagtig met bleek geele Ringetjes;
zynde het Borsthuk, alleen , wat ruighaairig.
Het lege zyne Eytje s , die een weinig bleek
Roozêrood z y n , en langwerpig rond, in het
Zand , o f elders. Men hadt de Paaring van
deeze Infekten nog niet waargenomen.
In Karniolie heeft Doktor S c o p o l i onzen
Mierenleeuw, die doch den Ouden bekend geweest
is , niet ontdekt; maar hy vondt, om-
hreeks de Waterleidingen der Idriafche My-
nen, niet zeldzaam een Gaasvlieg, zeer naar
dit Juffertje gelykende , welke van hem ge- *
noemd wordt Fulvkephalus, en een andere die
geel was, met de Oogen zwart (* ) . In Swee-
den, voornaamelyk in Oeland, wordt de Mie.
renlêeuw , dien men ’er Sandpillér noemt , op
drooge Zandige plaatfen gevonden ( f ) .
(5 ) Gaasvlieg, die de Wielen ongevlakt Glas- .^V-/ _
agtig heeft, met geknodste Sprieten. Lynx,
Uithcem-
R o e se l geeft de Afbeelding van een grooter Mkren-
Soort van Land-Jufièrtjes, welke zeer naar datLeeuw*
van den Mierenleeuw gelykt, en van hem in
Duitsch-
IV Lntomol, CnrnioL p« 27°-
(f) Faun. Suec. Ed. II. p. 383.
(5) Henwrtbïui, Alis hyalinis immaculatis, Aj)tennis
Clavatis. Roes. jn f . HL T. H , f. 2,
I. DEEL. XII, STUK.