v . kan ontladen, die, opdroogende, aan de
LXnL’ 3» opening een Soort van Rand formeert. On.
Hoofd- ,, dertuffchen leeft deeze Worm van den Et.
STUK- 3i ter, die zig verzamelt op den bodem van
,, de holligheid en voortkomt uit de Celletjes
3, van den Vetrok. Het Beed heeft ’er yzei-
„ nig door te lyden, en de Boeren zyn voor ’t
nadeel, dat dezelven veroorzaaken, zo
j , w e in ig bekommerd, dat zy de Vaarfen, die
„ ’er hebben, uitkiezen, boven anderen. Het
, , fehynt, dat de Ondervinding hun geleerd
, , heeft, dat de Beeden, die deeze Bobbels
, , hebben, beter uitvallen. Misfchien is zulks
„ toe te fchryven aan de verkiezing van den
„ Horfel, om zyne Eytjes ; te leggen in de
„ Huid van de zodanigen , die gezondd en
„ tierigd, o f ook vetd en bed in ’t Vleefdi
„ z y n ” . : ■
D e W o rm . Nog Jong zynde vindt men deeze Wormen
w it, byna als de Vleefchmaden , die van de
gewoone groote Huisvliegen komen; maar in
de volwadenheid zynze donker bruin. Allen
worden zy niet even groot: midehien Zyn onder
haar, gelyk van andere Infékten , die de
Wy fje s Vliegen uitleveren degrootden. Deez
e hebben ongevaar de langte van een Duim
o f iets meer, en de breedte, op haar dik de,
van een half Duim. Ik heb reeds van de ge-
♦ ziebhdz.daante gefproken *. Zy hebben geen Haakjes
39<5' aan den Bek, gelyk veele anderen, maar,.in
plaats van dien, twee Hoornagtige bruine
Knop-
Knopjes, en de Bek is ten halve, aan de ag- V.
terzyde, omringd met vier Vleezige Tepeltjes, ™xn"
dienende ; waaffchynlyk, om haar Voedzel in Hoofd-
te zuigen. stuk.
Reaumur heeft aan het agterde van den
Worm , boven en behalve de groote , nog
eenige kleine Lugtgaatjes waargenomen, en hy
beweert tegen V alisnieri, dat de Worm’t agterde
voor, uit- de opening kruipt, om eene
andere woonplaats in de Aarde , tot de Verandering
, op te zoeken. Dan verdwynt het
Gezwel; de Wond.in de Huid der Runderen
geneed; hoewel fommigen nog wel drie Dagen
etteren.
Deeze Wormen gróeijen niet alleen in dé
Huid der Koeijen, Oden en Bullen; men vindt
ook fömtyds Lde Herten met dergelyke Bobbels
bezet, gelyk de Jaagers weeten, z e g tReau-
kiuR, die egter zig verkeerdelyk verbeeldde, dat
de genen, welke men in de Huid der Rendieren
Ontmoet, van de zelfde Soort waren. V alisnieri,
zegt h y , gelooft, dat de Damherten
en Kemels onderworpen zyn aan dergelyke'
Gezwellen; als ook fomtyds de Paarden. Ook
worden dié Wormen, welken Frisch in de
Paarden-Stront waarnam, aangemerkt van den
zelfden aart te zyn. In Sweeden, alwaar men
het Infekt Styng en de Kwaal zelve Broemskula
noemt, Onthouden zig dergelyke Wormen in
de Maag der Paarden, wien dezelven, in ’£
midden van de Zomer, dikwils doodelyk zyn<
i* deel,xii. STUK, C e 2 Even