V .
A fdeel,
XL VIL
H oofdstu
k.
Saltatrix,
S p n u g en d
N a am .
Wormpje end aan end, krulswyze; zodanig
dat het gelykt naar eert groen Lintje, het welk
men om den Vinger heeft gewonden. Ongemeen
fraay bewerkt vertoont zfg dit Kokertje*
dat men naauwlyks voor het Huisje o f Wo-
ningje van een Infekt zou aanzien.
Een zeer klein fpringend Beest-je, kleiner
dan een M ug , heeft men op de Hofftede Ful-
leroen, in Sweeden, waargenomen; dat, wegens
de Baardjes aam den Bek hier t’ huis
behoort. Het zou, anders, meer overeenkomen
met de Bladzuigertjes (Ghermes) , wegens de
figuur der W ieken, die langer dan het L y f
zyn , Waterig vart Kleur, met een groen en
witte Vlak ( * ) . .
X L V I I I . H O O F D S T U K :
Befihryving van VGeflagt der G a a s v l i e g e n ,
anders 'ook voel Land -Libellen genaamd, tot
welken de Mieren - Leeuw, en een zonderling
Bafterd-Juffertje, zyn i’ huis gebragt.
* p \ I e in aanmerking neemt, dat de Griekfche
naam, Hemerobius, juist de Eigenfchap-
pen uitdrukt van het Haft, als het welke maar
éénen Dag gezegd wordt teleeven; m o e tz ig
verwonderen, dat hy denzelven hier gegeven
vindt aan geheel verfchillende Infekten. Dewyl
{*) Faun, Such, E d . I I . p. 381. N . 1303,
wyl derzelver Leven, evenwel, ook kort van
duur is , als zig maar tot eenige Dagen uit-XLV1II.
ftrekkende, zo kanmen die benaaming met on-H oofd-
eigen aanmerken. Ik heb het woord Gaas-
vliegen gebruikt , om dat fomtnigen haar Gaas-
jes noemen; en hetzelve is zekerlyk veel gevatter
, dan de benaaming van Stinkvliegen,
welke S u l z e r heeft gebezigd: alzo die maar
tot eenige weinige Soorten betrekkelyk is. Met
meer reden zou men alle die van dit Geflagt,
mooglyk , kunnen begrypen onder den tytei
■ van L a n d -Juffertjes, o f Land-Libellen.
De Maskers, ten minfte die van de eerfteDe^Mas-
Soorten, zyn ovaal en een weinig langwerpig.
Hunne Kop is klein, en heeft van vooren een
Soort van Hoornen o fN yp e r s , van halfmaans-
wyze figuur, die zig famenvoegen en elkander
kruifen met haare punten. Deeze Nypers dienen
haar , buiten tw y fe l, om de Irifekten, welke
zy daar mede gevat hebben, en dat Plant-
luizen zyn in de twee eerften, uit te zuigen;
zo dat z y als tot een Bek voor het Masker
verftrekken, hebbende ieder een opening aan’t
end. Het Borstftuk, dat aan den Kop volgt,
Is klein, en het Agterlyf dik en groot, ver-
fmallende en verdunnende naar ’ t Staart-end toe.
Van de zes Pooten, die zy hebben, zittende
twee voor Hen aan het Borstftuk, de vier anderen
aan de twee voorfte Ringen van het Ag-
ter-Lyf. Deeze Maskers verfchillen, bovendien;
dewyl fommigen graauw, anderen Ci-
i.nsEt.. xii. stuk, troen