V.
A fdeel.
r LIL
Hoofdstuk.
ïeeragtige.
Frisgh, die’ deeze Gallen op de Beuken, maar
niet, zo veel ik z ie , op de Olmen o f Ypen
waargenomen heeft. Zyne befchryving daar
van is zo naauwkeurig, dat ik niet kan nalaa-
ten , die hier in te lasfchen.
, , De kleur van deeze Wrat is bleek groen,
,, gelyk die op de Wilgebladen j zy is in ’t
, , eerft hard, doch, als de Wormpjes haar
i3 uitgeknaagd hebben, Blaasagdg op ’t ge-
, , voel. Droog geworden, is zy zo hard als een
, , Galnoot en hoekig. De Aderen gaan alte-
„ maal, van het Steeltje a f, zo regelmaatig
„ in ’t roüde, opw^ards, dat zy boven als in
j , ’t middelpunt te famen komen, en gelyker-
, , wys aan een Pee r , die op haar Steel zit^
si van yooren een Neusje maaken. De zyde
•3 wordt wat geel, daar dit Huisje uit geko-
, , men is , en een kleine ftreep des Blads is als
, , met Schurft bezet. Het Blad heeft altoos;,-
„ aan de onderzyde, enkele Haairtjes; doch,
, , wanneer ’er dit Uitwasje op Haat, zyn die
$3 Haairtjes, als W o l , by elkander gevoegd: de-
,, wyl daar een famentrekking van veele zo-
, , danige Haairftreepjes is. Het getal der
, , Wormpjes, en daar uit ontftaande Vlie-
i, gen, toont, dat ook ten minde zo groot
„ een getal Eijertjes, onder de opperhuid des
,, Blads, in de opening, welke de Wyfjes
3, Wesp gemaakt heeft, moet ingefchooven
3, zyn. Ik heb 'er over de twintig, te gelyk, m
, , gevónden. Aan dê Wormpjes komt niet
55 by-
„ byzonders voor, dat de befchryvinge ver- . v -
„ dient, doch de Wespen hebben veel opmer- l il
„ kelyks. Zy kruipen alle door een zelfde Hoofd.-
„ Gaatje uit; het welk altoos naar het' Steelt-
„ je toe gemaakt wordt. D it Gaatje wordt
„ door hun niet uitgeknaagd, maar als opge-
„ boordt, want men vindt het randje een wei-
3, nig omgeboogen, gelyk als ’er. een Gaatje.
„ uit z ie t , dat men met een Naald o f Speld
„ in rapier geprikt heeft.
„ Het Wespje, nu, aangaan'de: deszelfs
„ langte is ongevaar een Lyn o f twaalfde
Duims: de breedte naauwlyks een halve
55 L y n : de Kleur maar, eenerley, naamelyk
3,; zwart. Het Agterlyf is , zonder Buisje,-
3, digt tegen de Rug aan gevoegd. Aan de
3, Staart heb ik , inv eelen, een Spitsje ge-
3, zien, o f veeleer twee, waar mede het
55 W y fje de Eytjes in de geknaagde opening
3j des Blads kan leggen. Als dit Wespje dood
33 en verdroogd is , valt ’er het Agterlyf eerft
33 af. De Sprieten ftaan als kleine Worfljes
„ op een langwerpigen Hoofdknobbel. De
33 Kop is klein, en zeer nederwaards geboo-
,3 gen. De hooge Rug heeft eerflelyk een
„ Hals-kraag; vervolgens een rond Schildje,-
„ tuflchen twee Hart-Wrongen: daar onder
3, zyn nog twee Wrongetjes o f Schubben,
,3 tuffchen de Vleugelen, tot aan den Buik o f
3» het begin des Agterlyfs. Van de Wieken,
„ d i e geaderd z y n , bevind ik de bovenfle
I, Deel.xh t Stuk. I 2$ meer