A fdeel.
L V i l .
H oofdstu
k.
x v i .
Emargi-
r .a ta
Uitgerande.
XVII,
Calida,
van de
heete Lan
den.
In Noord-Amerika is deezeWesp, door den
Heer Kalm, waargenomen.
(163 Wesp, met het Schildje uitgerand, en het
Steeltje van het zwarte. Agterlyf , dat
krom i s , wederzyds eentandig.
( 17) Wesp, die zwart is, met de tip van ’t
Agterlyf en de Sprieten Oranjekleur.
Deeze, zo wel als de voorgaande, in het
Kabinet van de Koningin van Sweeden zig bevindende
, was uit de Indiën afkomftig, en
die uit Amerika.
In de Verhandelingen der Koninglyke Socie-
teit van Londen ( * ) , is de befchryving van
een zonderlinge langhaairige o f Borftel-Wesp,
voor weinige Jaaren op ’t Eiland Jamaika waargenomen.
Dezelve was over ’t geheele L y f ,
in ’t ronde, bezet met Borftel - Haairen, die
aan de enden als geknopt waren, en geleek in
geftalte veel naar de Bafterd-Wespen, volgens
de Afbeelding , die men daar van in ’ c ge-
dagte Werk vindt.
(16) Vefpa. Scutello emarginato, Abdoininis ijigri petio'o
incurvo, ucrinque unidentato. M. L. U. Syft. .Wat. x
{17) nigra, Abdominis apice Antennifque fulvi* m.
L. U, Syft. Nat. X.
(*) Fbilo/ Tranf. VOL. LIV. p, 5».
LVIIL
L V I I L H O O F D S T U K .
V STUK.
Befchryving van ’ t Geflagt der B y e n , zo in 't al-
gemeen, als in yt byzonder, ten opzigt der inzameling
van Wafch en Honig, de Voorttee-
ling en behandeling der T amme, benevens de eigenschappen
der wilde Byen , en der genen, die
men Hommels noemt.
Geen Infekt is , waarfchynlyk, ten opzigt u itm u n -
van de nuttigheid, welke het denMenfchtcndheid*
aanbrengt, o f ten opzigt van zyne vernuftigheid,
geregelde Huishouding, werkzaamheid,
vooruitzigt en andere edele eigenfchappen,
van ouds tot heden zo vermaard en zo bekend
door de geheele Wereld , als de Honigby.
Sommigen -hebben gewild, dat z y de verftan-
digfte en konftigfte waren onder de Dieren,
komende in bekwaamheid het naafte aan den
Menfch; anderen beweerden, dat zy het
Menfchelyk geflagt te boven gingen: ja , daay
zyn onder de Ouden geweeft, die haar een gedeelte
toefchreeven van den Goddelyken
Geeft (*). Hoe vreemd het is , dat zulke
kleine Diertjes, uit zo groot eene verfcheiden-
heid van Bloemen, die weeten uit te kippen,
welke dienftig zyn om daar uit Honig en W afch
te
His quidam fignis atque hsc exempla fecuti,
Efle Apibus partem Diviua; mentis & hauftus
Aithereos, dixere. VUIG. Libr. IV. Georgic.
2. Deel. Xlï, stuk*