V. gen die de Planduizen eeten, en anderen, op
A fdeel. , TT . . „ . , ,
LV. c oog. Het Agterlyf daar van praalt met de
H oofd- heerlykfte Bronskleur, hebbende een glans
STUK' en weerfchyn, in fommigen van Goud, die
met ,het Penfeel onnavolgbaar i s : terwyl op
het Voorlyf een fierlyk Goudgroen en Hemels-
blaauw in elkander verdwynt. In veelen,die
uit de Poppen der Kapellen voortkomen, ontdekt
het Mikroskoop ook een wonderbaare
luifter en fchittering van Goud en Kleuren,
s o o r te n . Onder die van den Vyfden Rang is dit Ge-
flagt het talrykfte in Sóórten, waar van het
’er by de zeventig heeft, die in Europa waargenomen
z y n , boven en behalve nog eenigen
uit de andere Wereldsdeelen, als volgt (*). I.
I. Het Schildje bleek; de Sprieten met
een witagtig bandeerzel geringd.
( 1 ) Rupsdooder , die het Schildje geelagtig
. heeft, het Borstjluk ongevlakt, het Agterlyf
zwart: drie Ringen wederzyds met een
witte Stip.
ii. Czj Rupsdooder, die het Schildje geelagtig,
, het
(*) Wegens de -afzondering der Hout Wespen , onder den
Geflagtnaam Sirex . van de Zchneumon zyn de Soorten dee-
zer laatften door my,ook in getal van 5 tot 1 , 6 , tot 2 ,
enz, veranderd.
(O Zchneumon Scutello flavicante, Thorace immaculato,
Abdomine atro : Segmentis tribus utrinque pun&o albo. Syjt.
Vat, X. Sper, 5.
(2) Zchneumon Scutello flavicante, Thorace immaculato;
Abdominis Segmento (eeundo tertioque lateis, reliquis apice
albis. Syjt, Vat, X. Spec, 6,
I.
Zchneumon
SugiUato-1
tuts.
het Borstjluk ongevlakt, den tweeden en V.
derden Ring van ’t Agterlyf geel, de overi- Lv<
gen wit getipt heeft. H oofdstuk,
(3 ) Rupsdooder, die het Schildje geelagtig, sarcltlrw.
en het Borstjluk ongevlakt heeft i met den
derden Ring des Agterlyfs, van agteren,
en den tweeden Roejlkleurig; den zesden
geel. >
(4) Rupsdooder, die .het Schildje geelagtig, iv.
den tweeden en derden Ring van het Agter- ««/y*
lyf Roejlkleurig, de uiterjlen wit getipt
heeft.
Op deezc v ie r , in Sweeden waargenomen >
meeftendeels van middelmaatige grootte zyn-
de, volgt thans, in de Befchryving derSweed-
fche Dieren, eén nieuwe Soort, met den nevensgaande
bynaam.
Deeze verfchilt van de voorgaande, door G^afiormi,
dien zy op het Borstftuk een klein wit Stipje
heeft, onder het gewricht van de W iek ; zo
dat men dezelve niet ongevlakt kan noemen.
De drie laatfte Ringen van het Agterlyf zy n ,
v a n boven, met een klein Zwavelgeel vlakje
getekend.
( 5 )
f3) Zchneumon Scutello flavicante, Thorace immaculato;
Abdominis fegmento tertio pofterius , fecundoque fenugine-
is; fexto flavo. Faun. Succ. 976.
(4) Zchneumon Scutello flavicante, Thorace immaculato;
Abdominis legmento fecundo tertioque Fcrrugineis, »hi-
inis apice albidis. Faun. Suet. 9SQ.
1. Dm,, xu, stuk.