• V. lyk in de Juffertjes , volgens de Waarneeming
A fdeel. . ,
XLVI. van °nzen Autheur
H oofd- Men behoeft ook niet te twyfelen, o f ’er
stuk. j j a£j-en met ongewapende Staarten z y u : alzo
gemelde Heer , te Utrecht, , 'in September
1763, aandenRyn, een Soort heeft waargenomen
van dien aart, hebbende het Lighaam
en de Wieken geelagtig wit. De langte van
deszelfs L y f was drié vierden en de uitbreiding
der Wieken zeven agtfte Duims.
Vj." C O .H a ft , dat zwart is, met de onderfle Wie-
Pifperti»4. r ••
Avond- Km mm
Haft.
Overvloedig vondt L innjeus deeze Soort in
Smaland, aan de Rivier Saathaella. Z y ise en e
der kleinflen, hebbende het geheele L y f en de
bovenfte Wieken zw ar t; de onderften alleen-
lyk w it : waar door zy baarblykelyk verfchilt
van alle haar mede-Soorten.
G eoffroy betrekt deeze tot eene zeer kleine
Soort van Hafc, welke hy maar eenmaal
gevonden hadt, in Parys, zweevende over de
Seine. Hy noemt dezelve zwart Haft, met
een drie - Borftelige Staait Cf), en geeft /er
de langte maar van een twaalfde Duims aan.
Het
(*) In Congresfu cohacrent perfefte uti Libellul*. Fan».
Suec. Ed. IT. p. 377-. N. 1479.
C6) Ephemer* nigra , Alis inferioribus albis. Faun. Suee.
755. It. Oei. s i.
f t ) Ephemcra nigra, Caudä trifetä. Hiß. des Inf.tny. Pa-
lis» Tom. II. p. 339,
Het hadt den Kop, het Borstftuk, Agterlyf, A^ u
Booten: om kort te gaan alles zwart, uitgeno- XLVi.
men de Wieken, welke helder doorfchynendeHoofd-
warén, met den buitenften rand zwart. De
Sprieten en Draaden van de Staart, zegt hy,
waren driemaal zo lang als ’t L y f. Merkelyk
fchynt het derhalve van het gedagte Avond-
H a f t , als ook van anderen, te verfchillen:
want wy hebben gezien, dat.de Sprieten in de
Haften naauwlyks zigtbaar z y n , en nooit van
eenige aanmerkelyke langte.
X L V I L H ' O O F D S T U K .
Befchryving van'tGeüagt der Water-Uiltjes,
die hunnen naavt van hunne afkomst ■ Lebben, en
waaronder‘met twee puntjes aan de Staart.
Den naam van W ater-Uiltjes geef ik aan Naam.
de Infekten van dit Gefiagt, om dat zy
uit het Water geboren worden en de gedaante
van Uiltjes, o f wel allermeest die van Mot-
Uiltjes hebben ; weshalve fommigen haar
S c h ie te r s noemen. De Heer Reaumur hadtze
Mmches Papilionacées o f Kapel-agtige Vliegen ge-
tyteld. LiNNiEus geeft ’er den Geflagtnaam
a*an van-Pbryganea; welke thans, in’t Fransch,
met la Frigane wordt nagevolgd. Het Phryga-
nium van Bellonius , in ’t Fransch la Clparrée
genaamd, was een Wormpje, naar een Rups
I. DEEL. XH. STUK. D 4 ge