Afme ” en C^c voor ,fc Mikroskoop brengende, ziec
; LIX. ’ j> raen > aIs het me£ de punt van een Naaide
Hoofo- „ verfpreid wo rdt, hoe het beftaat uit een,
S^ ÜK' , , menigte van witte doorfchynende Lighaam-
,j pjes, in byzondere Vliezen beflooten, en
„ de figuur hebbende van een Vogel-Ey.
3, Deeze zelfftandigheid ook in de Mieren ge-
», vonden hebbende, twyfel ik niet, o f het
3, zyn haare Eyeren; te minder, om dat de-
,, zelven Veranderen in kleine Wormpjes, als
3, Myten, naauwlyks zigtbaar met het bloote
3, Oog; die, wat gfooter wordende, zig geel
3, en, Haairig vertoonen, en dan gelyken naar
3, de Kaas-Maden.
, , Onder deeze gedaante worden zy byna
„ zo groot als de Mieren, en hebben ieder
3, een zwarte Vlak ; doch vervolgens, om-
„ kleed zynde met. een wit Vlies, dat haar
, , een Eyronde figuur geeft, noemt menze,
3, zeer oneigen, Mieren-Eyeren. Ik heb ver-
„ fcheide derzelven geopend* zelfs van de
, , kleinlten: (want men vindt ’er ter grootte
3, van een Tarwe-Graantje en anderen dieklei-
„ ner z y n ;) en vond in eenige niet dan
3, Wormpjes, in anderen onvoltooide, in an-
5, deren, zelfs geheel voltooide , doch witte
, , Mieren, met de Oogen zwart, en diestyds
3, nog zonder beweeging. In eenigen, van
„ deeze zogenaamde Eyeren, evenwel, heb
, , ik Mieren gevonden, die aan Honds liepen,
3, en niét van de overigen Verfchilden, dari
„ door
door de traagheid van haare beweegingen. Ap V ;t>
” Dit is een zeker bewys, dat het gedagte L1x .
3’ Yjjes niet dient dan om het Wormpje, ge-Ho FD-
” duurende den tyd van zyne Verandering in STUK*
een Mier, te befchutten.
35 jje zorgvuldigheid, die deeze Infekten
voor haar Krooft hebben, is merkwaardig.
Als men een Mieren-Neft omgerood heeft,
, gaan zy met alle man aan ’t werk, om deeze
zogenaamde Eyeren in veiligheid tebren-
„ gen, leggende ieder Soort op een byzonde-
, ren hoop. Indien menze vermengt, o f op
„ nieuws van elkander doet, en daar by een
„ Huk Steen o f iets dergelyks. le g t, waar on-
, der zy dezelven kunnen verbergen , zal
„ menze, na verloop van een o f twee Uu- t
3, ren, aldaar, elk op zig zelve, opgehoopt
„ vinden ” .
,, Ik heb verder waargenomen, (vervolgt
„ Doktor King , ) dat in de Zomer de Mieren,
„ alle morgens, het gene men haar Eyeren
„ noemt, in het bovenfte brengen van het
„ Neft, alwaar men dezelven vindt van tien
„ Uuren ’s morgens, tot v y f o f zes Uuren
„ na den middag; vooral te één, twee o f drie
„ Uuren, en laater als het heet Weer is, ge-
„ meenlykft aan de Zuidzyde. Des avonds,
3, tegen zeven o f agt Uuren, wanneer het
3, koud is o f regenagtig W e e r , vindt menze
,, een Voet, en fomtyds wel anderhalf Voet
3, diep onder den Grond ” .
I. Deel, XIJ, stuk, Z 4 H e t