A fdeel w e ^ in klank veeI overeenkomft heeft met By,
LVIlI. 20 W£d a^s het Engelfche woord Bee en het
H oofd- Sweedfche Bi: terwyl de Duitfchers haar Bk.
STÜK> ne noemen.
Ge/iaite. De geftalte der Byën , in ’t algemeen , is
weinig van die der Wespen verfchillende, ge-
lyk wy gezien hebben. Men dient mauwkeu-
rig te letten op haaren Zuiger o f Tromp en op
eenige andere byzonderheden, welken dienen
kunnen , omze daar van te onderfcheiden,
* Biadz. als voorheen gemeld is *. Veelenzyn ook,
* * duidelyk, gehaaird o f ruig van Lighaam, en
dit- laatile is in de- Hommels zo blykbaar, dat
men die zonder eenige moeite kent. Deeze
laatften, hoewel tot het zelfde Geflagt behoo-
rende , hebben een byzondere Huishouding;
des ik van derzelver eigenfehappen naderhand
zal fpreeken , wanneer ik die der tamme en
wilde Byën zal befchreevën hebben.
Tamme Die Soort van Byën, welke men in Korven
byërif" hier te Lande houdt, om Honig en Wafch te
winnen, zyn bekend onder den naam van tamme
Honigbyên. Z y maaken, in zulk een K o r f,
een Samenleeving o f Gemeenebeft uit, dat een
zeer geregelde b e te r in g heeft. De Ouden
fchreeven ’er zelfs een Koning, aan toe, die
een Serrail van Vrouweh o f Bywyven hadt,
en een menigte van Onderdaanen. Men heeft
naderhand ontdekt, dat dit denkbeeld ten dee-
le ongegrond o f verkeerd opgevat ware: hoewel
’er weezentlyk driéderley rangen van Byën
in
ifi een Zwerm zyn ; waar van eene; het W Yf ' AFJ ; ^
j'è o f de Moerby genaamd, zonderling fchynt LVIIIa
'ge-eerbied, geliefkoosd en als op de handen Hoofd-
gedragen te worden door de overigen, die uitSTUK*
Mannetjes o f Dekbyën , en uit Werkbyën be-
ftaan. Van deeze driederley rangen zal ik,
elk in ’t byzondere fpreeken;
Wyfjes o f Moerbyën, gemeenlyk K oningin- Het
NEN genaamd, zyn ’er maar ëén, twee o f drie^y^c<^,
in een Korf, en ieder maakt, op zig ze lv e , r,t . s.
het hoofd uit van een Zwerm. Z y overtreffen,
in grootte, alle de overigen, inzonderheid
de Werkbyën, die ook met een Angel,
van agteren , zyn gewapend. Het Agterlyf
fteekt, in haar, veel verder buiten de Wieken
u it , dan in de Mannetjes. Evenwel is het
naauwlyks te begrypen, hoe hetzelve zulk een
groot getal van Eytjes bevatten kan, als door
het Wyfje* dié de eenigfte Moeder van een
Zwerm is, gelegd worden ; doch men moet
weeten , dat haar L y f , t’eenemaal, met de
Eijerftokken als opgevuld zig vertoont. De
haauwkeurige Ontleedingen van Swammer-
dam hebben zulks aangeweezen.
Een andere rang van B y ën, die ’er fomtyds De
honderd o f tweehonderd * doch, altoos, v e e lMannetjes*
minder in getal dan de gewoone Byën zy n ,
■ noemt men Dekbyën, om dat men onderhielt ,
dat deeze de Mannetjes zyn , en dat dus de
Koningin, door eenigen van haar, gedekt wórde.
Dit Huk, egter, heeft alle de zekerheid
i, deel, xil stuk. T 2 nietj