. arbeiden: dus gaat het Werk onophoudelyk
LIXL' en onafgebroken voort. Het zyn de Mieren
Hoofd- zonder Kunne, alleen, die met deezen arbeid
£TUK‘ belaft zyrr; de Mannetjes en Wyfjes doen daar
niets toe, en deeze Werk-Mieren zyn ook de
Voedfters der Jongen van de geheele Samen-
Ieevihg.
Maniet van Het Mieren -Neft in order gebragt zynde,
neemen deeze Infekten , daar , des avonds
haaren1 intrek, en dan eerft denken zy om op
den roof uit te gaan. Vrugten, doofde Infekten
, Krengen , Brood:, Suiker ;• alles is van
haar gading. Zo dra zy eenig Aas gevonden
hebben, tragten zy hetzelve, ’t zy geheel of
by ftukken en brokken, naar het Neft te brengen.
Het fchynt dat de mededeelzaamheid en
behulpzaamheid tevehs , haar ingeboren zy.
Verfcheide helpen elkander, om ftukken, die
voor ééne alleen veel te log en zwaar zyn,
voort te floepen, en hier in is het, dat haar
overleg uitblïnkt; dewyl zy die op verfcheide
manieren voortrollen, en, wanneer het Neft in
een Boom o f boven aan een Muur is , zetten
z y ’e r , als ’t ware, de Schouders onder, ter-
’ wyl anderen deeze ftukken voortboegfeeren.
Op het vinden van dergelyk een Roof, fchynt
het dat daar van kennis gegeven worde aan het
geheele Gemeenebeft: in zulk een geval, immers,
ziet men een goed aantal Mieren, uit
het N e ft, zig derwaards fpoeden, om elkander
te helpen, en, zo ’er eene by toeval komt te
iheufneuvelen,
wordt deszelfs L y k , door de an- V.
. * f - j 11 i A fdeel«
d e r e n , als ten grave gebragt. Zulke en derge- LIx ,
lyke bedryven hebben de Ouden, aan deeze Hoofd*
Infekten, de gemelde meer dart Dierlyke b e -STUK*
gaafdheden doen toefchryven.
Het Voedzel, dat de Mieren, dus, aan haa-
re Woonplaats brengen, wordt niet ter be- «
waaring opgelegd: zy gaan het, met alleman,
op ftaande voet eeten en deden het uit aan de
Jongen. Men vindt in de Neften niet meer dan
eenige overblyfzels, welke zo fchielyk niet
konden opgegeten worden, en, zo dra dezel-
ven beginnen te rotten, brengen zy dienaar
buiten. De zogenaamde Graankorrels, die
voor ’t oog komen, wanneer een Mieren-Neft
omgerood wordt, zyn niet dan weezentlyke
Eyeren, dat is , Wormen o f Poppen, en de
zorgvuldigheid , met welke dezelven van de
Mieren gedragen, voortgefleept en geborgen
worden, ftrekt alleenlyk ten bewyze van de
zorg dié zy voor haare Jongen o f voor de
Voortteeling hebben. Bovendien kan men
naauwlyks begrypen, dat de Mieren een mag-
teloos o f onfterk volk zyn zouden, gelyk Sa -
eomon zegt * : want de L a lt , dien zy draagen, * Provtri.
gaat verfcheide maaien de zwaarte te boven van ^ x’ Vers*
haar Lighaam. Plinius merkte, uit dien hoofde
, aan, dat ’er geen fterker o f kloeker Dieren
zyn. ’s Winters, in tegendeel, worden
z y , in haare Neften, als Levenloos en door de
Koude verkleumd, gevonden.
!• I)££i., xn . stuk. De