V. Om ft reeks Parys zyn ook veele verfcheidenhe-
■ ^F,D|[EL‘ den van Wespen, wat de kleur belangt, waar-
H oofd- genomqn.
SX,UK.
! IV> (4 ) W e sp , die zwart is, hebbende l:et Agterf
l ! tnet i | f geele Banden, den vocrfien ver*
ten wan* h f vïïè de anderen.
den.
De eze, die haar Neften in gaten van Houten
Wanden o f agter de Befchotten en aan de
Haken der Huizen fabriceert, is niet ongemeen.
(5) Wesp, die zwart is en het Borstjluk van
agter en geelagtig, het Agterlyf met vier gee*
le Banden heeft, den voorßen ver van de
anderen af.
D e e ze , zig op ’ t Land onthoudende, voert
haaren bynaam, dat zonderling is, van de
Muuren, waar in zy haare Neften maakt.
C<5} We sp , die zwart is, hebbende het Agter-
lyf met zes geele Banden, de drie middelfien
Muraria.
der Mim«
*èn.
(4) ytefpa nigra ; 4 bdomine Fafciis quinque fhvis; pxi-
mä iemotifllma. Faun. Suec. 990. FRISCH Inf. IX. T. i*
. € i.
( s l F'efpa nigra, Thorace bafi flavefcente; Abcipmine Faf-
, ciis quatuor fiavis, primä remotiflimä. Faun. Suec. 991.
Fr is c h , btf. ïx. p;'24. T. 12. f 8, 9.
( 6) V e fp a nigra, Abdomine Fafciis fex flavis, iatermedüs
tribus interruptis; Tibiis anticis clypeis cribriformibus. Syß.
Nat. X. Vefpa Ichneumon 5 pedibus anterioribus velut cly-
peatis. R i j . I n f 255. Roland Aft. Suckh. 175i. p. 5(j.
T. 3- f. I, Apis Tibiis anticis latnelld cribriförmi. U'ddm»
94. •' A . v *s
y.
VI.
€ rib rar ia•
ioefpoot.
f ten afgebroken, en de voorfie Schenkels met
• Zeefagtige Schilden. LVII.
4 ö H oofq*
Het Zeefagtige Schild, dat deeze 'Wespen STuk,
aan de Schenkels der Voorpootdn hebben, is
eene zeer aanmerkelyke byzonderheid. Men
vindt dit Infekt vry gemeen op de Velden m
een gedeelte van Sweeden. De Heer Rol and
e r ‘ heeft opgemerkt , dat deeze Schildjes,
welke inderdaad met veele gaatjes doorboord
zyn , aan hetzelve dienen, om hét Stuifmeel
der Bloemen door te ziften: misfehien op dat
hetzelve daar van het fynfte zou nuttigen. Hy
hadt ’e r , deswegen, den naam aan gegeven
van Siebbiene, dat is Zeef-By.
Behalven deeze is een dergelyke waargenomen,
die vier geele Banden heeft aan het Ag-
te r ly f, ’de drie voorften afgebroken. Het L y f
is , verder, zwart, en de grootce minder dan
van een Honigby. Zy onthoudt zig doorgaans
op de Bloemen, irt fchyn als o f het Stuifmeel
van haar werdt doorgezift, doch de Schildjes
der Voorpooten zyn , zo veel men zien kan,
niet met open gaatjes (*)•
£7) W esp , die zwart is, met de Schenkels en vir.
naaden van het Agterlyf geel, de Dy 'en der Doam\
middelpooten Doornagtig getand. P00t'
In
(*) Faun. Suec. Ed. II. p. a' 7*
(7) Fejpa nigra; Tibiis incifurifque Abdominis flavis ; Fe*
movitms intermedüs denticulatis. Syft. Nat. X,
I. DEEL, XII, STOK. S 5