V* Even ’t zelfde' heeft men ook in Engeland^
~ LXH” a^waar die in de Bobbels van het Rundvee en
H oofd- by de Paarden huis vellen , Wormilr genoemd
stuk. •worden. Sommigen verbeelden zig , dat de
Paarden ’er in ’t L y f krygeh, door Gras te
eeten, op het welke de Eytjes zouden gelegd
zyn. In Vrankryk noemt men deeze Wormen,
in de Ingewanden der Paarden voorkomende,
Moraines (*). In Karniolie heeft Doktor
S c o fo l i deeze Horfels niet gevonden.
Geftaite Men vindt elders de afbeelding van deeze
Horfeu Infekten, van R eaxjmur ontleend, om het
verfchil derzelven met' den Horfel der Rendieren
aan te toonen ( f ) . Daar uit blykt, dat
hy naar een Hommel gelykt, door zyne ruigte
en geftaite; verfchillende daar van in de eer*
fte plaats, doordien zy maar twee Wieken, en
ten anderen, doordien zy geen Angel hebben,
van dergelyke fynte : doch in plaats van dien
* Tarriere heeft het Infekt een ontzaglyk dikke Boor *,
gelyk R e a u m u r dat deel genoemd heeft,, het
welke haar dient om in de Huid der Beeften
te booren, tot de Eyerlegging. In ’t Noorden
fchy-
( * ) Zie het Onderzoek naar eenige Ziekten der Paarden
afhangelyk van Wormen, door den Heer Boor gel AT, in
het AG T sTE DE E L der U itg e ztg te Verhandelingen, bladz.
196, enz.
( f ) Zie het X. De el derzelven Plaat X, Kg. 9, 10;
alwaar egter, in de Verklaaring, verkeerdelyk uit Frisch
aangehaald wordt, W o rm in de K e e -M e fl , door navolging dw
F a u n a Suecica: want FrisCH fpreekt daar duidelyk von eineit
W u r m , der im K o th aus der Pferde kib In /, V. p.
ai. Tab. VII.
fchynen de Paarden van dergelyke Gezwellen
bevryd te zyn, volgens Linnaius , die op zy- LXII> *
ne Reize door Weft-Gothland eens dergelyke Hoofd-
Vliegen waarnam, door welken de Paarden aan STUK*
de Pooten zeer geplaagd werden, fchynende
aldaar haare Eytjes te willen leggen. Moog'
lyk , zegt h y , worden de zagte Gallen, Spatten
, of andere Ongemakken, wel door derzel-
ver Steek veroorzaakt.
De bontheid der Wieken, die doch in de Nieuw
. Jorkle
Horfels der Runderen niet zeer blykbaar is , bonte Vlie-
en het ontbreeken van een Zuiger, welken eg-gen'FL
ter Frisch aan zynen Paarden-Horfel waar- xcvni.
nam ( * ) , doet my hier die Nieuw -Jorkfe
Vliegen t’ huis brengen, welke in Fig. 1 , en
i , op onze Plaat X C V I I I , afgebeeld z y n ;
hoewel haar oorfprong my geheel onbekend is.
Zy fchynen, van elkander, meeft in grootte
te verfchillen; en de Kleur van ’t donkere i s ,
in beiden, bruin; daar tuflchen zyn de W ieken
Zilverglanzig.
(2 ) Horfel, die de Wieken ongevlakt, het ix.
T> Tariindi. mrst- Horfel det
Rendieren.
(*) Midden in de Huid, daar de Kop der Vlieg van voo-
ren mede bedekt is, zegt hy , ziet men eene opening, waar
uit de Snuit of Zuiger van de Vlieg gaan kan, die aan dezelve
als aan een Huisvlieg is, en tot aan het end toe inwaard*
getrokken wordt. Zy maaken, zegt hy, een fterk gebrom,
dat de Beeften doet verfchrikken en voor haaren Vyand
vlugten.
( 2 ) Oejlrus Alis knmaculatis ; Thorace flavo Falcia nigrü ;
Abdomine fulvo, apiee flavo. Faun. Suee, 1019. Flor, Lapp.
I. Deel. XII. Stuk. C c 5 $6<\