ilili ji I \
H l
f tlv
268 B e s c h r y v i n g v a n
V. Scheede, die haar drie-Staartig maakt, uitfteeken-
LV1IL" : ^et A§terIyf gemeenlyk H als met een Draadje n Hoofd- aan 1 Borstftuk gehecht. Men vindt ’er onder, die 1 stuk. verbaazend en byna onzigtbaar klein zyn, Binnen
m l j het Lighaam van Rupfen of andere Infekten worSE
den zy uitgebroed, waar in zy leeven en verandeI'
ren, en zyn, deswegen, Rupsdooders getyteld.
s 1 Sirices. Hout-Wespen. 1 Haar Agteriyf is Rolrondagtig, en , zonder Steeltje,
digt tegen het Borstftuk aangevoegd. Zy heb.
|j : 1 fe'
ben aan ’t Agteriyf een Puntje, ,en het Wyfje is met
een Angel, van onderen, voorzien. Deeze maaken
1 ([
haar Neften, veelal, in oud, rottig Hout. Da
| grootte is middelmaatig. Tentbredines. Blad-Wespen.
I Het Masker, daar deeze uit voortkomen, is een
Eafterd-Rups, met twintig of twee-en-twintig Poo- S i ten, die van de Bladen der Boomen leeft, en ip
den Grond kruipt om te veranderen. Zy zyn doorP
gaans' wat kleiner dan Wespen, en hebben het Lyf
zonder Steeltje, overal byna even breed. Zy ftee.
ken niet, maar kunnen vinnig,byten.
I Cyniphes. Gall-Wespen.
1 m.
IIBJjf f Haar Eytjes worden uitgebroed in zekere Uit-
wasjes , van verfcheiderley gedaante, die uit de
Steelen of Bladen en Knoppen der Boomen of Plant-
■ w 11 gewaflen, door het fteekenjjvan deeze Wespjes,
l i* 11 voortkomen. In dezelven ondergaan zy alle Ver-
.1 f n|
11 11*1■ w t\ I an- 1 ’ ll Wespen h e t r e ft , voorheen n o g n ie t genoegzaam ingezien hebbende
11 , heeft zu lk s in de Nederduitiche benaatningen der Ge* Aagten, b y m y , eenige verandering gemaakt.
m l
t gig
tl 1 1
p i
1 tij
ll | 1
andering en komen ’er niet uit dan tot vliegen en V.
tot de Voortteeling bekwaam zynde. Haare kleinte
overtreft, in de meeften, byna de verbeelding. jj0 *
De meefte der eigentlyke Wespen, die menSTUK*
in Europa vindt, zyn bovendien aan de Kleur ur*
kenbaar. Zy zyn dóórgaans geel en zwart ge-
ftreept, gevlakt o f gebandeerd. Men vindt
egter ook een Soort van Byën, die het Livrey
draagt der Wespen, en daar zyn Wespen t’ee-
nemaal bruin o f Kaneelkleurig; gelyk die Su-
rinaarafehe van de eerde Figuur, op onze
Plaat. Den Heer Reaumur waren ’er uit de
Weltindiën toegezonden, 'van eene bleek geele
Kleur, met KofFybruin gewolkt, en anderen
Olyfkleur, met een zwart randje aan den agter-
kant van ieder Ring. Sommigen hadden die
Kleur aan ’t Borstftuk en den Kop. Men vindt
•’er ook, die geheel zwart zyn. In de eerde op-
flag vertoonen zy zig kaal o f Haairloos, doch,
met het Vergrootglas wordt men gewaar, dat
haar Huid, op ver naa, niet glad is , maar
in de meeden bezet met zeer korte Haantjes-;
hoewel veel verfchillende van het ruige Dons
der Byën , inzonderheid van dat der Hom*
melen.
’t Get^| der Soorten van dit Gedagt is niet soorten,
zeer groot. Linnjêus heeft ’er zeventien aangetekend
, waar onder v y f uitheemfche.
Veertien zyn ’er thans in Sweeden ontdekt.
Agttien Soorten vondt G e o f f r o y omdreeks
P ary s; doch Doktor S c o p o l i tekent ’er
I Deel- xii. stuk, flegts