54<5 B e s c h r y v i n g v a n
V. D e M u g g e ly k t j in G e ftalte , ze e r naar de
Schoenlappers o f T ip u la ’s , en h ee ft niet min-
H o o f d - der lange Pooten dan die , naar evenredigheid
stuk. van i,aar L y f } dat Zeer klein is , doch lang-
DcSmut* w e r p ig , en byna R o lron d , uit a g t Ringen be-
ftaande. Z y heeft den K o p k le in , het Borft-
ftuk g ro o t en rond , van boven als gebogheld
o f gebult. M en vindt daar v ie r Lugtftippen
a an , die byna eveneens geplaatlt zyn als in de
V lie g en ; maar de kleine gladde Oogjes o f
bultworclcn
, zo is ’t my niet onwaarfcbynlyk , dat men dooi
Ëa/tl-Tzebub , den God van Ekron of Afcaron (zie bladz,
453.) > te verfiaan hebbe den God der Muggen , die in
de laagere Landen , welke de Philiftynen bewoonden , tus-
fchen de Middellandlche en Roode Zee , aan Rivieren, die
in de Nyl zig ontladen, v/aarfchynlyk gemeener zullen ge*
weeft zyn , dan in het lfraëlitifehe Land ; ’t welk te meer
daar uit te befluiten is , dat de benaaming van Baal-Tzebu!»
aan dien Afgod , tot belpottinge , allereerft , zo men wil,
door de Gezanten of Boden van Koning Ahazia , die den
God van Ekron over zyne Ziekte liet Raad vraagen, is gegeven,
en dat vervolgens die benaaming , door de lfraëlieten,
niet minder fchimpagtig , is gebruikt , voor den Opperden
der Duivelen : gelyk zy van den Heiland zeiden : Hy werpt
de Duivelen uit door Bétlzebub , enz. Luk. XI. vers 15.
De Letter-verandering, volgens den Tongval, is, in deezen,
klein. S c a l i g e r . agt het, wel is waar, ongerymd. dat
de Ifiaëlitën om Raad geduurd zouden hebben naar een
Afgod , dien zy befchimpten : doch de Boden konden dit
immers doen , om dat zy daaromdreeks zo vreezelyk door
de Vliegen of Muggen geplaagd werden, en de haat der Joo-
den tegen deezen Afgod , zegt men, deedt hun, naderhand,
dien naam op den Duivel toepadèn. Ook hebben de Arka-
diaanen eenen Afgod gehad en gediend , dien zy Myagros
noemden, dewyl dezelve van hun om befcherming tegen of
afwending van zodanige Infêkten , werdt geofferd en aan ge-
beeden, Vergelyk x CQR. X. v. 20, & Eph, VI. v. 12,
bultjes op den Kop ontbreeken aan de Mug gen,
wier Sprieten ook geheel anders z y n . LXVT*
D ie der W y f je s beftaan uit v e e le L e e d j e s , H oofd#
van elkander onderfcheiden d oor vier Haairt- ÜK‘
De Spne«
j e s , welken ied e r , ter w ed e rzyd e twee , u it - ten»
g e e ft : des de Sprieten naar een dubbelde Kam
gelyken. In de M an n e tje s, van fommige Soorten
, maaken de Sprieten een ze e r fra a ije ve r-
tooning. V o o r ’c bloote O o g alleenlyk als een
V ed e rbo sje , hebben z y , door ’t M ik ro sk o o p ,
o f enkel door een V ergrootg las befchouwd
zynde , eene G e ftalte die verwonderlyk , en
naauwlyks te befchryven is ; meeft gelykende
daar die van fommige Soorten van dat K ru id ,
ft welk men Kattenftaart noemt. D a a r z y n eg-
ter Man netje s, wier Sprieten maar wein ig van
die der W y f je s verfchillen.
D e S n u it, waar mede z y haar w e rk verrig-De Snul«
ten , dient tot een byzonder Kenmerk van dit
G efla gt. D e e z e Snuit beftaat uit een ScheedC,
waar in de Angel v e rv a t is , en die Scheede
Rolrond zynde en ruig van buiten , w o rd t ge -
meenlyk voor het W e r k tu ig , daar z y mede ftee-
k e n , aangezien. Somwylen g e e ft de Scheede
een P y ltje u it , dat z i g , op ft b lo ote O o g , als
de punt van een fcherpe N aa ld v e r to o n t , en
door S w a m m e r d a m vo o r een enkelen An ge l
is genomen ; doch de alles overtreffende fyn -
heid der G la zen van L e e u w e n h o e k , deedt
den-
I. Deel. XII. Stuk* M m 2