T w E E V L E U . G E L I G E . 379
ken, Donsagtig o f als met Pluimpjes Schub$- V.
wyze bedekt, voorkomen, gelyk in de Ka- fL X i . '
pellen: het zy de vier Wieken Glasagtig door-HooFD-
fchynende zyn, gelykerwys in de Juffers o f STÜK*
Puiftebyters, Byën, Wespen, enz. Uitdee-
ze beftaan de v y f voorgaande Rangen, en in
de Zesde, waar toe wy thans gevorderd zyn ,
plaatft men alleenlyk die Infekten, welke maar
twee Wieken hebben, en dus den naam van
T weevleugelige met groot regt kunnen
voeren.
De meefte der reeds befchreevene Vliegende Eigen-
Infekten, zyn onfchadelyk, en ftrekken veelalfchappen*
tot vermaak van den Menfch, door de Schoonheid
van haaie Kleuren o f Geftalte; daar die
van deezen Rang, in tegendeel, watdengroot-
ften hoop betreft, ten ui ter ft e laftig en nadee-
lig zyn. Hoe groot een ongemak de Horfels
en Vliegen toebrengen aan de Rendieren, Run-
ders en Paarden; welk een fchade de zogenaamde
zwarte Vliegen doen aan de Bloemen
van het Vrugtgeboomte, is wereldkundig. Om
nu niet te fpreeken van de Muggen, die een
yslyke Plaag voor Menfchen en Dieren z y n ,
over.den gantfchen Aardbodem. De Maskers,
ondertuflchen, o f Wormpjes, die uit de Eye-
ren voortkomen, welken deeze Vliegen inde
Huid der Runderen, in de Ingewanden o f in
het Gedarmte van Paarden, in de Neusgaten
van het Wol- en Hoornvee, o f ook in de Keel
^er Herten en van andere Dieren, brengen,
i> ©is*« xii* stuk. doen