4 5 4 B e s c h r y v i n g y a m
V. heven, en naar Hoorntjes gelykende. Door-
gaans wordt inen, in de gaaping van ieder
H oofd- grooteStip, drie andere kleinere openingen ge-
5xuK, Waar, die naar kleine Lugtftipjes gelyken,
welke als in een groote beflooten zyn.
mare De woonplaats deezer Maskeren o f Maden
plaats!' is zeer verfchillende. Men vindt ’er die zig
onthouden op de Boomen en Planten, en aldaar
op de Plantluiz'en aazen: van welker gul-
t zie hetzigheid ik reeds gefproken heb f . Anderen
bi 404.,C ’ houden haar verblyf in ’t Vleefch van geflagte
Dieren, dat eenigermaate begint te rotten ;
gelyk bekend is aan de geheeje wereld. Een
andere Soort, afkomftig van die Vliegen, w elken
men Kaasvliegen noemt, vermenigvuldigt
z ig , op een verbaazende manier, in de Kaas.
Deeze zyn door haare konftige manier van
Springen aanmerkelyk.* Andere dergelyke Maden
leeven in Krengen , en in de Drek van
Menfchen en Dieren, die, rottendein debloo-
te L u g t, van dezelven krielt. Deeze hebben
geen merkwaardige byzonderheid % maar die
Vliege-Wormen, welken in rottig, Hinkend
Water, vanGooten en Sekreeten , huishouden,
verdienen onze opmerking , wegens haare ge-
ftalte. Z y hebben een zonderling lange Staart,
die z y , om Lugt te fcheppen, tot aan de oppervlakte
van ’t Water verheffen, en deswegen
noemde Reaumur haar, Wormen met de
Rotten-[iaart. Het L y f van deezen Worm is
naauwlykseen half Duim lang, daar de Staart
zig
de V l i e g e n . 4^5
zig uitrekken kan tot de langte van byna een
half Voet. Dit Lugt o f Adem fcheppen is
haar noodig, endaarom leeven deeze Wormen,
die met het L y f op den Modder leggen, nooit
in zeer diep Water.
In ’t algemeen heeft eenerley Verandering ,
die men de Vierftaltige kan noemen * , ondei
de Vliegen plaats. Ik heb daar van reeds in t
breede gefproken f , en zal derhalve thans al-
leenlyk agt geeven op eenige byzonderheden,
welke ten dien opzigte voorkomen onder de
Infekten van dit Geflagt.
De Tonnetjes, van de Huid der Maden geformeerd,
in welkende Verandering gefchiedt,
zyn van verfchillende figuur. De blaauwe
Vliegen, en inderdaad de meelten, hebbenze
Eyrond, beftaande uit zeer blykbaare Ringen,
en dus naar een Tonnetje o f Vaatje, dat aan
de enden niet plat maar rond is , gelykende.
De Wormen die op Plantluizen aazen, in tegendeel,
hebben de Tonnetjes aan ’t ééne
end dik' en breed, aan het andere end puntig
o f fpits uitloopende;byna van figuur als eenTraan
wordt afgebeeld. Z y zyn tegen een Blad gehecht
, en dus aan die zyde plat, aan de boven-
zyde rond. De Maden, onder Water Revende,
met een lange Staart, veranderen in T o n netjes
, Welke gehoornd z y n ; het gene ook in
andere Vliegen-Maskers, die in ’t Water zig
onthouden, plaatsheeft. Sommige Tonnetjes
van deeze zyn met tw e e , anderen met vier
j. deel. xii. stu k. F f 4 Hoorn •
V.
A fdeel.
LXIV.
H oofdstuk.
Verandering.
* zie hier
voor bl.
M i .
| bl, 381.
Tonnetjes.