' Hl* ren> die zy in eens leggen, is een o f twee do-
; Afdeel. zyn . de grootte als Duiven - Eijeren , doch
Hoofd. laDSwerPiger J de Schaal wit en niet ftyver dan
stuk. vogtig Parkement. Het binnenfle beftaat niet
uit W it en Dooijer > ook worden zy niet hard
door het Kooken, maar leveren , met Boter,
een zeer lekkere Saus uit.
ïS a an e “ Men telt deCZe HaaSdiffen > niet ten onregte,
'onder de Dieren van beiderley Leven ; want,
. vervolgd wordende, neemen zy haar toevlugt
dikwils in ’t Water, waar onder zy zeer lang
kunnen blyvep. Men kanze ook eenige Wee-
ken, zonder Spyze o f Drank, in ’t Leven hou-
den. Veel moeite heeft men om ze te dooden,
wegens de taaiheid haarer Huid; maar iets dat
lcherpis in de Neus gedoken, o f een Spyker in
den Kop geflagen , doetze aanftonds derven.
Men vaDgtze door een byzondere L id , want in
’t Loopen zynze zeer fnel en naauwlyks te ag?
terhaalen ; als ook gevaarlyk met geweld aan te
doen, dewyl zy yzelyk byten en flaan met haa-
re Staart. De Indiaanen en Negers weeten
deeze Dieren, als die in de Boomen zitten, al
fluitende naby te komen, en dan een Strik om den
Nek te werpen; maar, niettegendaan.de zulks,
is ’er nog veel behendigheid, kragt en onvert-
zaagheid noodig, omze te binden; ’t welk niet
dan onder een yzelyk opfpalken van den Bek
en Zak dien zy aan de Keel hebben, en ’t branden
der Oogen, die als Vuur fchitteren, ge.
• fchiedt.
Ondertuflchen is het vangen van deeze Prooy ni.
de moeite waardig. Men maakt, naamlyk, van Afdeel.
het Vleefch der Leguaanen, door geheel Indie, .
gebruik tot Spyze; te meer, dewyl de Room- stuk.
fche Kerk het eeten derzelven, gelyk dat van Zegna«*.
andere tweéflagtige Dieren, in de Vallen toe- .Gebruik,
laat. Pater Labat verhaalt, dat het, gedoofd
pf gefmoprd zynde, zo blank en lekker was,
als dat van Hoenderen. Hy voegt ’er b y , dat
het de Eigenfchap heeft van Adderen* Vleefch „
zynde derk ppdroogende en Bloedzuiverende ,
indien men het'dikwils gebruikt. Het eeten
daar van wordt aangemerkt nadeelig te zyn
voor de genen die een Venus-Ziekte onder de
Leden hebben: doch miffchien heeft daar omtrent
verfchil plaats in de Leguaanen, gelyk in
Schildpadden (*> Sommigen willen , dat ’er
Steentjes in de Maag o f in de Kop zyn, die
men met veel vrugt tegen ’t Graveel o f den
Steen zou kunnen gebruiken.
De Wyfjes zyn veel vetter en fmaakelyker
dan de Mannetjes, inzonderheid in de Paartyd;
want dan vindt men deeze laatften zeer mager
over ’t L y f , en gevaarlyk om aan te doen. Indien
men hunne Wyfjes wil beledigen, vallen zy
zelfs op den Menfch aan, en byten o f flaan
hem verfchrikkelyk. Hunne Beet is niet vergiftig,
maar gevaarlyk, om dat zy niet loslaa-
ten, ten zy men ze dood fteeke of den Hals
af-
(*) Zie bladz. jy. hier voor.
ï . Dkei. VU Stuk, ;