XIII. Hoofd.
STUK.
Prik.
Geftalte.
den. Deeze Infekteu, zegt h y , hebben twëa
lange ronde Pooten , met Knoopen en witte
blinkende Stippen: de Buik is dik, geftippeld en
rond, maar plat, gelykerwys die der Weegluizen:
aan den Buik is de Kop gehecht, ter we-
derzyde van welken als twee Armen of Handen
uitkomen , die een Oog houden > dat zeer
doorfchynende en verhevenrond is. Buitendien
heeft de Autheur, aan den Kop, twee zwar.
te Oogen waargenomen, benevens een baardje
en zeer wyde Keel.
De uitwendige Geftalte der Prikken of Lam-
preijen, die in de Rivieren van Europa gevonden
worden, is nagenoeg als die der Zee-Lampreijen;
doch zy zyn veel kleiner. Ray merkt aan,
dat haare langte zelden die van een Voet te
boven gaat, zo men ze gt; en dat zy alleenlyk
met dwarfe zwartagtige ftreepjes zyn getekend.
Om den rand van den Bek hebben zy een reeks
van zeer kleine fcherpe Tandjes , benevens laa-
gere die grooterzyn; zegt A rtedi. Behalve
de zeven Lugtgaten aan de zyden van den Hals,
hebben zy op den Kop een gat o f uitpuilend
Buisje, gelyk de Walviflchen : waar door zy
Water inhaaien om hetzelve door de Kieuw*
gaten weer uit te werpen : zynde met den Bek,
ondertuflchen , aan een Steen o f Rots vaft
gezoogen. Op de Rug hebben zy twee Vinnen,
waarvan de agterfte, overlangs, om de
Staart heen loopt, zynde met de Aarsvin ook
famengevoegd.' Onder aan 't L y f is een opening
ning die met de Darmen, en een andere die Iir-
met de Pisblaas gemeeufchap heeft. A fdeel.
Onder de Prikken of Rivier-Lampreijen wor- ^ V
den ’et* gevonden , zo Gesnerüs van de Vis - STUK.
fchers gehoord hadt, die zwarter zyn , en van pr/*.
de Modder, waar in zy zig onthouden, haaren
Naam hebben, wordende Murneunaugen genoemd,
en tot het vangen van Vifch aan den Hoek gefla-
gen. De anderen, die aan den Buik Zilver-
kleur zyn , heeft men, van ouds, voor een by-
zondere lekkerny gehouden, hoewel zy zwaar
te vertceren zyn. Op verfcheide manieren heeft
menze, derhalve, toegemaakt; fmoorendehaar,
bovendien, in W yn , op dat zy zekere kwaad-
aaitigheid afleggen zouden. Hedendaags worden
zy ook nog gezouten en gerookt, omze te
kunnen verzenden en bewaaren. Sommigen
willen , dat deeze Vifch van Water en Mos
leeve: dat zyn Leeftyd maar twee Jaaren z y ,
en dat hy , zyne Jongen ter wereld gebragt
hebbende, allengs verkwyne en fterve.
(3 ) Lamprey met de agterfte Rugvin ftreeps- III.
<wyze, de bovenfte Lip van den Bek met hy-
bangzels op de zyden. w orn T
De
(3) Petromyzon pinna Dorfali pofteiiore lineari, La-
foio Ons fuperiore Latere Lobato. faun. Snee 274. Latn-
petra parva 8c fluviatilis. Rond- Pifc. 202- Gesn. Pifc^
598. Will. Ichtb. 104. RaJ. Pift* 35. Latnpetra minor,
Salv. Pifc. 63.
J. Deel, VI, Stuc. F f