l i j fcherp, middelmaatig, de Voeten ongenageld
A fdeel. gefpleeten, die der Voorpooten vier- Vingerig.
H°°fd- 2 jen noemt deeze gemeenlyk Water-Salaman-
pi Li.' der. Z y komc voor in de ftaande Wateren van
Tig- 3* Europa, die niet zout zyn; gelyk men dit Dier
ook vindt in onze Hollandfche Meiren. L in-
N^tus twyfelt, o f het wel verfchillende zy van
de Land-Haagdis, te meer, denk ik , om dat
men ’er ook vindt met rondagtige Staarten, ter-
wyl de platheid van de Staart het voornaamlte
verfchil uitmaakt, en hy vraagt, o f deeze ook
* tarra de Mom * zy van een andere. Zelfs wordt de
_ Amerikaanfche Water-Salamander ( * ) , door hem,
tot de zelfde Soort betrokken. De Heer G ro-
novius noemt haar Salamander , die over ’t
L y f ongefchubdis, en wrattig, met eentwee-
fuydige Staart, de Voeten ongewapend gefpleeten
, aan de Voorpooten vier-, aan de Agter-
pooten vyf-Vingerig. In ’t Hoogduitfch noemt
men dit Dier WaJJ'er-Molch, in ’t Engelfch Wa-
ter-Eft, in ’ t Franfch Tbat o f TaJJot, doch de
gewoone naam is Salamandre d’Eau.
Eigenfchap- Dit Diertje, dat zelden meer langte dan zes
pen. 0f Zeven Duimen heeft , is in verfcheide op-
zigten aanmerkenswaardig. Het kan ook wel
, op ’t drooge leeven, doch houdt zig meelt in ’t
Water o p , beminnende die Wateren, welker
Slyk
(*) Dus noemt hem S eba , en niet ^Amerikaanfche
Haagdis , op welken naam die Afbeeldingen door de
Heeren L innjrus en Gronovius aangehaald worden. •
Slyk wit is. Het komt zelden aan de Opper- m,
vlakte, en verbergt zig gemeenlyk onder den Afdeel,
een of anderen Steen, indien’er zyn. Hetont- Hoof'd.
houdt zig meer in de Grafien van Steden, in stuk.
Vyvers en Slooten, dan in Rivieren o f loopen-
de Wateren: des Winters zig verborgen hou- *
dende, komt het in ’t Voorjaar weer te voor-
fchyn. In ’t loopen heeft het een langzaamen
tred, gelyk .de Schildpadden. D erham merkt
aan, dat de Water-Salamander, nog jong zyn-
de, met vier Zwemvinnen is voorzien, twee
wederzyds, een weinig boven de Voorpooten
aan het L y f gehegt; welken hy in ’t vervolg
kwyt raakt.
De Water-Salamanders hebben iets zonder- Waamee-
. . , c . mingen vaa
lings, dat men nog met gevonden neeit in ec- DU
nig ander Viervoetig Dier: te weeten, dat z y ,FAÏ*
geduurende het Voorjaar en de Zomer, om de
vier o f v y f Dagen op ’c langffce, hunne Huid
afleggen, gelyk de Slangen : doch ’s Winters
niet dan om de vyftien Dagen. Men vindt deeze
Vellen, die zeer dun z y n , fomtyds geheel
in ’t Water dryven. ’ t Gebeurt ook wel, dat
zy zig niet, dan by Hukken en brokken, daar
van ontflaan kunnen, en dan blyft lómtyds een
gedeelte van het Vel aan een Poot hangen, ’ c
welk daar bederft en die Poot geheel of eenige
der Vingeren doet afrotten , zonder dat egter
het Diertje fterve. Of zy van binnen ook niet
op dergelyke manier vervellen , zou men uit
eenige Waarneemingen mogen twyfelen.
1. Desl, VI. Stuk, G 4 Dö