Ij[t daarin eenige zodanige Haagdiflen, welken hy
A fdeel, op de plaats gevangen en gedood hadt; dan zy-
ne Lamp aanfteekende maakte hy daar van, met
stuk. gefneeden Kruiden en een weinig Meel van
Maniok, eene Pottagie, die hy met Peper of
Piment fmaakelyk maakte ? en zulks verftrekte
hem voor Middag, en Avondmaal. Hier uit
blykt ten minften, dat deeze Haagdiflen eetbaar
zyn. L abat merkt aan, dat z y , ontweid zyn-
de,zeer mals en ligt verteerbaar zyn van Vleefch.
Haar langte, zegt hy , is, met de Staart, die
5t L y f in langte overtreft, van zeven tot agt
Duimen , de dikte als een halve Pink.
Het gene daar alle de gemelde Haagdiflen ,
ten opzigte van de geftalte, meelt in overeen
komen, is , dat zy den Kop weinig dikker hebben
dan den Hals, van boven gedekt met groo-
te Schubben, terwyl de Schubbetjes van het
L y f zeer klein en fyn zyn. Het L y f is rond en
niet zeer dik; de Staart lang en meer o f min
geringd: de Pooten vyf-Vingerig. In de Bra-
liliaanfche , genaam Ameira , is het L y f , op
een blaauwen Grond , ongemeen fraay , met
roode, zwarte en witte Vlakken, gemarmerd.
XV. ( 15 ) Haagdis, die een gerondzelde Staart heeft,
Groéne'o£ van maa^êe ^angie > met fcherpe Schubbeni
fcherp ge- de Halskraag van onderen gefchubd.
na&elde- { Dee-
( if ) Lacerta Cauda Vertidllata longiufculi , Squamis
acutis , collari fubtus Squamis conftrudlo, Syfl. Nat. X.
Lacerta Cauda tereti Vertidllata longitudine Corporis>
Pe-
Deeze behoort onder de gewoone Haagdiflen ni.
van Europa, hoewel menze ’er gemeenlyk, met Afdeel.
den bynaam groene, van onderfcheidt. Som-
migen noemenze klein , doch de andere Euro- stuk.
pifche worden van haar in groote overtroffen.
Men vindt deeze groeng menigvuldiger in de
Zuidelyke deelen van Europa, doch egterworden
zy ook in Vrankryk, Duitfchland, Nederland,
ja zelfs in Sweeden en Noorwegen gevonden.
L inn.eus zag eens, in ’t Luloafch
Lapland, by de Kerk Jockmock, een klein Haagdisje
, op de Rug zeer fraay met Sterretjes getekend;
doch maar ter loops, dewyl het, door
zyne vlugheid, de Handen ontfnapte. Deeze
was , zegt zyn Ed. , een gantfeh byzondere
lbort, maar werdt niet genoegzaam naauwkeu-
rig befchouwd. De groene, egter, die men in
Scanie vindt, zyn hier te Lande ook fbmtyds
niet onaardig gevlakt, en die inlandfche van
S eba ( * ) , welke by hem, langer dan een half
Jaar, in een Flefch geleefd hadt, zonder Voedzel
Pedibus pentadaflylis unguiculatis. Faun. S u tc . 13^2,
Lacerta Cauda tereti longa Vertidllata acuta, Pedibus
pentadadtylis Unguiculatis. Syfl. Nat. VI. 36. n. 6. MuJ
-Ad» Fr. I p. 43. Lacerta Cauda Corpore paruin Ion-
giore, Squamis Iseviffimis. Grom. Muf. II. p. 80. n. 57*
Lacerta vulgaris, Ventre nigro maculato. R aj. Q_uadr.
264. Lacerta^ minor maculata indigena. S eb. M u f . II.
T. 79: h -M B- Lacertus viridis. R aj. Q u a d r . 264. La-
certus viridis. Aldr. Ouadr. 634. Lacertus viridis. S eb»
Muf. II T IV. f 4j 4.
(*) Zie Deel , bladz, 84.