III.
A fdeel.
IX,
Hoofdstuk.
Europifcbe
lèdert dat de Heeren G eoffroy en Hünauld ,
die , nu omtrent dertig Jaaren geleeden, door
de Akademie der Weetenfchappen van Parys
gelall werden om de Venynigheid der Franfche
Adderen te onderzoeken, bevonden en berigt
gegeven hebben, dat de Beet der Adderen niet
altoos Venynig ware. Ook Hemt men in ?t algemeen
to e , dat het Venyn van deeze en der.
gelyke Dieren veel fterker werkt in de heete
Landen, dan onder de gemaatigde Lugtftreek.
Voorts zyn door Doktor Mead , in Engeland,
veele Proeven genomen, omtrent de aart en
hoedanigheid van het gemelde geele Vogt; die
de Waarneemingeö yan den Italiaan fchynen te
beveiligen. Deeze Geneesheer, naamelyk ,
vondt in dat Vogt eenige kleine fpikkeltjes
Zout, die ’er met veel fnelheid in zweefden en
na eenigen tyd veranderden in zeer puntige Kry-
Itallen, welke als uit zekere Knoopen fcheenen
voort te komen , zynde zo hard, dat z y , ver-
fcheide Maanden; op het Mikroskoop-Glaasje
onveranderd bleeven. De geheele Konfigura-
tie vertoonde als een fyne Spinnewebbe, hoedanig
iets de Heer Baker , ook, in ’t Bytend
Sublimaat waarnam (*).
De Heer M ead oordeelde zyne Waarnee-
ming merkelyk bekragtigd en gellaafd, door het
gene Doktor T yson, in de Indiën zynde, met
eigen
(*) Muffig g'hmk y*n ’t Mikroskoop, Amfterd,
fel, 12 6,
eigen Oogen heeft gezien. Een Indiaan kwam m.
by hem, met verfcheide Soorten van Slangen, Afdeel*
en boodt aan, daar mede eenige Proeven in ’t
werk te Hellen, op de kragten van het Venyn. stuk.
Een der grootften voor den dag brengende, Europifcbt.
die, zo hy zéid, onfchadelyk was , liet hy zig,
den Slang getergd hebbende, daar van in den
Arm byten, en gaarde het uitloopende Bloed
met den Vinger, leggende hetjop zyn Dyeneer,
tot dat hy ’er omtrent een Lepel vol van had.
Toen haalde hy, uit den Zak , een anderen
Slang, genaamd Cobra de Cabelo , die zo groot
niet was, maar, naar hy voorgaf , ongemeen
Vergiftig, en om zulks te bewyzen, kneep hy
het Dier om den Hals met zyn Hand en drukte
dus eenig Vogt uit de Tandvleefch-blaasjes,
ter veelheid van een half Grein; ’t welk hy
zo dra niet gemengd hadt onder ’t Bloed dat
op zyne Dy geftold lag, o f ’er ontllond een
Iterke Opbruifching en werking als in de Geil
van Bier, en het Bloed veranderde in een geel-
agtig Vogt (*).
Hier uit blykt dan, dat het Venyn der ver- Middelen
giftige Slangen niet bellaa in iets Geeftigs, ge-^fet? de°
lyk C haras wi l ; maar in iets Itoffelyks, en
we l , zo de Heer Mead volgens Reden en
Ondervinding onderftelt , in een Herk Zuur.
Dit fchynt eenigermaate beveiligd te worden,
doordien men hedendaags beweert, dat allerley
{*) M ead de F enenis, Cap, de Vipera- pag. zx.
I. D EEL, VI» Stuk,