ur.
Afdeel.
V .
HOOFDSTUK.
■ Paddoor
den Heer de la Maziere ( * ) , die 't vol*
gende verhaalt. Een Inwoonder van ChaJJenwil,
dat twee Mylen van Poitiers in Vrankryk legt,
in zyne Kamer een Pad vindende, van middel-
maatige grootte, fchopte die in ’t Vuur: doch
■ de Pad kroop ’e r , half verbrand, weder uit;
zo dat hy dezelve ’er weder in fchopte, en
toen flierf de Pad. De Meid, een oogenblik
daar na, het Vuur, dat byna was uitgedoofd,
met denMond aangeblazen hebbende,kwam haar,
na verloop van een half Uur, een onbefchryf-
lyke henaauwdheid over, haar Aangezigt-Zwol
en inzonderheid de Ooren: men kreeg haar niet
dan door Aerk £weeten tot herftelling.
Niet ligt zal men de Proef neemen van dee-
ze Hiflorie, door welke , indien zy waar is ,
het Berigt van Ambrosius PARé, dat drie Kooplieden
vergiftigd werden door Wyn te drin«
leen, waar in men SalieTBladeren, welke van
een Pad bekwyld waren, hadt laateti aftrekken,
zonder die te waflehen; niet minder waarfchyq-
lyk wordt gemaakt: zo wel als dat van R o n -
» eletios , die verhaalt, dat eene Vrouw geftor-
ven z y , door Kruiden te hebben gegeten,' welken
een Pad vergiftigd hadt. Evénwel komt
het my voor, dat dergelyke Gevallen niet zo
zeldzaam zouden zyn , indien ’er weezentlyk
zulk
{*) Confeiller ■ Meder.in du Roi , Dodeur Régent de la
Faculté de. Medecine en VUniverfité de Poitiers V Doe-
Uur de MontpelUer, Journal de Medecine SepU
?7dl. p. 220.
zulk eene Venynigheid plaats had in de ge- II?.
woone Padden. Afdeel. \
W y flappen droogvoets over andere Fabe-
lèn heen: gelyk, dat een Pad dagelyks zo veel stuk.
Aarde zou eeten, als zy met één der Voorpoo- P*d.
ten kan opvatten: dat zy voortkomen uit verrot
Vleefch van Eendvogelen, uit Maandflon-
delyk Bloed der Vrouwen, uit het Schuimbeeft.
je , dat op de Bladen z it , o f van oude Kwartels
: dat de menigte van Padden een onfeilbaar
voorteken zou zyn van de Peft, en wat dies
meer is. Eene Byzonderheid , egter , welke
fommigen niet minder voor Fabuleus zouden
houden , is op het allerkragtigfle geloofwaardig
gemaakt.
Ambrosius Par6 verhaalt, dat, in zyn Wyn- Pa<Men.
gaard by Meudon, daar hy groote Steenen deedt gevonden in
in Stukken fiaan, midden in één derzelven een £reenen»
_ Boomea
leevendc Pad gevonden werdt, en, terwyl hy zig enz.
daar over verwonderde, zeid de Steenhouwer,
dat heni zulks meermaalen vóórgekomen was,
Ray redeneert, in zyn Werk over het weezent.
lyk bejlaan van God, breedvoerig over dit Stuk,
en beweert daar in te regt, dat die Padden niet
van zelf in de Steenen kunnen voortgekomen
zyn; maar dat z y , by toeval, nog jong zynde,
door eenige opening daar binnen moeften zyn
geraakt: want het Stuk kon hy niet ontkennen,
om dat het hem door verfcheide Ooggetuigen
w$js beveiligd. Bradley erkent het ook, en in
Engeland vyerdt voor weinige Jaaren, by het
ï .P eei, vj.Stuk. ‘ N j door