(25) Haagdis met een Spilronde Staart van
middelmaatige langte , de Voorpooten vier-
Vingerig, de Klaauwen ongenageld.
Hier wordt de gèmeene Europifcbe Haagdis be-
Vulgdrit. doeld, welke, inde befchryving derSweedfchc
E^nTtfche ^ eren ? den tytd draagt van Haagdis met on.
gewapende Pooten, de- voorden vier- de agtér-
ften vyf-Vingerig, het L y f donkerblaauvv, een
dubbele bruine ftreep op de Rug. De ftomp*
heid der Klaauwen ondérfcheidt deezé, volgens
de nader onderzoekingen van den Heer L in-
NjEüs of zyne Difcipelen, in Sweedeö, meer
van de groene Haagdis, dan de Kleur, die in
beiden zeer veranderlyk is , gelyk wy gezien
hebben (*). In Vrankryk, egter, fchynen dè
gemeene Haagdiffen ook genageld te zyn.
De gemeene o f graauwe, die men wel, tot
onderfcheiding, kleine o f Tuin-Haagdiffen noemt,
komen in haare Ëigenfchappen gróotelyks met
de groene o f Veld-HaagdilTen overeen. Z y
verbergen z ig , des Winters, in haare Gaten,
en blyven dan, waarfchynlyk, ineen foort van
flaap o f önwerkzaamheid, zonder eenig Voed-
z e i, gelyk veele.andere dergelyke Dieren. Redi
heeft waargenomen, dat de Land-Schildpadden
agü-
(2f) Lacerra Cauda tereti mediocri, Palmis tetradaöy-
]is, Pedibüs mutieis. Syff. Nat. X. Lacerta Pedibus uner-
mibus, Manibus tetradaélylis, Plantis pemadadtylis, Cor„
pore livido: Linea Dorfali fusca duplici. Vaan. &uec. 254,
Lacerta vulgaris. R a j . Ouadrap. 264.
(*) Eladz. i2j .hier voor.
Hl.
Afdeel.
IV.
Hoofdstuk,
'agttien Maanden, de Adders tien en de Haagdiffen
agtMaanden, kunnen vatten. In ’t Voorjaar kb-
men zy voor den dag, als wanneer de Zonnefchyn
haar een nieuw Leven febynt by te zetten.
Zy paaren .tegen het end van Maart o f in
April, en itrengelen zig, ten dien einde, zodanig
ondereen * dat het maar éên Lighaammet
twee Koppen vertoont; gelykerwys de .Slangen
doen. Vervolgens leggen de Wyfjes haare
Eijeren .op een warme plaats, aan den voet
van een Muur , o f elders daar die door de Zonnefchyn
worden uitgebroed. By wylen vindt
men geheele hoopjes van zodanige Eijeren voor
haar N e ft, Hol o f Woonplaats. Het Voed-
zel deezer Dieren beftaat in Vliegen, Mieren,
Torren, Sprinkbaanen, doch vooral in Aardwormen.
Z y zyn zeer vlug, maarniet fchuuw
en doen den Menfch geen kwaad; kunnende,
zonder eenig gevaar, van Kinderen behandeld
worden, om ’er mede te fpeelen. De Ouden s
zelfs, hebben de Haagdis Menfcben- Vriend en
Slangen-Vyand geheten, doch die Eigenfchap.
pen zouden, zo fommigen willen, voornaame.
lyk aan de groote, groene , toe te fchryven zyn.
Een weinig SDuif-Tabak, haar in de Keel ge'
daan, doetze op 5t oogenblik ff er ven.
De Ingewanden van een groote Amerikaan,
fche Haagdis, als ook die van den Gekko o f
Salamander van Ceylon , zyn door Seba fe
Plaat vertoond (*).
{*) Kalinet. II. De£W Tab. 6X. FiV. 2j *
I. Per», vi, Siy*. J,
III.
A fdeel
m
Hoofd
STUK,