m .
A fdeel,
V.
Hoofdstuk.
fipa.
Figuurqn van Seba blykbaar. L inneus , weder-
f om, z e g t , dat de Voorpooten viertandig zyn, en
volgens G uonoviüszynze vier-Vingerig, aan de
' tippen in vieren gedeeld en fcherp: Seba , in
tegendeel, zegt dat de vierVingeren der Voor-
pooten in drieën verdeeld zyn , als kleine
Klaauwtjes, die in zyne Afbeeldingen van dit
Dier zig Homp vertoonen. De Afbeelding ,
welke B r ad le y ’er van geeft-, is zeer on-
natuurlyk en monftreus; hebbende, gelyk die
van R uisch , de Vingeren der Agterpooten,
zo wel als die der Voorpooten, fpits uitloopende.
De Mannetjes, die van de Amerikaanen Pipal
genoemd worden, zyn , zo Se b a aanmerkt ,
veel grooter, ruimer van V e l, en over ’t ge.
heele Bovenlyf vol Pukkels o f Bultjes, gelyk
kleine Pareltjes, hebbende twee ronde Balletjes.
Verder is tot nog toe , geen ander Teeldeel,
zegt hy, van buiten nog van binnen, daar aan
gevonden. De Kleur i s , gelyk die van ’ t Wyf-
je , zwartagtig bruin, doch de Buik Afchgeel,
met een zeer duidelyke Naad, die van ’t on-
derfte des Beks loopt tót agter aan ’t Lyf.
Ik vind door de Pipaas, welken ik in de Kabinetten
der Liefhebberen, hier te Amfterdam,
gezien heb, de gemelde ftrydigheden ten dee-
le opgehelderd. Het b ly k t , voor eerft, dat
de platheid van ’t L y f niet tot de Kenmerken
deezer Dieren behoore. De Heer W* van der
M eülen heeft ’er één, ’t welk, in tegendeel,
m dik en fond is als een Mol; zynde, volgens
myu§
myneAfmeeting, ongevaar v y f Duim lang, drie
en een half Duim breed en drie Duim dik. Dit
wordt voor een Wyfje gehouden , dewyl het op
de Rug die holletjes met Jongen heeft, welke de
voornaame byzonderheid van de Pipaas uitmaa-
ken. Ik gis, dat ’er niet veel minder dan tweehonderd
zulke holletjes in deszelfs Rug zyn. Het
Mannetje, ’t welk deeze Heer ook heeft, fcheen
een weinig kleiner en dunner. De Agterpooten
z y n , in beiden, zeer dik gefchenkeld, en aan’t
end volkomen gevliesd, ja ook, doch niet zeer
blykbaar, genageld. De Voorpooten, die zig
zeer dun en als Handen vertoonen, fchynen van
verre de Vingeren fpits te hebben, maar by nader
befchouwing is my gebleeken, dat die altemaal
aan ’t end met vier Itompe Tandjes zyn voorzien;
doch waar van zig meelt maar drie te gelyk vertoonen;
’t welk zekerlyk tot den misflag van
S e b a , in deezen, aanleiding gegeven heeft.
De Billen o f Bouten van de Mannetjes Pipa
zegt deeze Autheur, dat van de Negers voor
een lekkere Spyze gehouden worden; doch ik
meen reden te hebben om daar aan te twyfelen( )•
Zelfs zou de Pis en het Kwyl, doch inzonderheid
de Gal, ingenomen of uitwendig aan het Lighaam
komende,zeer veel kwaad doen,zo men verzekert.
(2)
III.
Afdeel.
V.
Hoofdstuk.
Pipa»
(*) Een Hesr, die in Suriname gewoond heeft , zegt
my > dat zulks nooit van hem gehoord is. Deeze Dieren
, voegt hy ’et by , onthouden zig aldaar veelal
onder de Woonhuizen, en worden daar van daan gelokt
door Kooltjes Vuur, die menze toefmyt, en welken zy
op-eeten
I. Dm, VI.,Stu*.