ï i i
A fdeel.
VII.
Hoofdstuk.
door het Kogeltje, ’t.welk in de Koperen o f
Zilveren Bellen is , een rammelende Klank
veroorzaakt wordt , die toeneemt naar de menigte
der Bellen. Ieder Lid van den Ratel
maakt zulk een dubbele Bel uit. Seba merkt
aan, dat die der Mannetjes, doorgaans , wat
lofler van Gewricht z y n , om meer Geluids te
kunnen geeven: doch hun Geluid ontftaat niet
van den Ratel alleen: want ik vind gemeld, dat
alle de Schubben, op hun L y f , zig kunnen be-
weegen en Geluid maaken.
Deeze Slangen heeft men levendig in Europa
gehad. T e Londen is ’er een geweeft, uit Ka-
rolina derwaards gebragt, welken , ’er negen
Maanden geleefd hebbende , men niets heeft
zien eeten o f drinken. De Heer B a a r t te
Haarlem heeft ’er een leevende gevoed; vind ik
door G ronovius aangetekend: zo dat die zou
fchynen gegeten te hebben. Met reden mogt
’er by gemeld zyn,. waar mede deeze Heer zyn
Ratelflang gefpyzigd had. De voorgemelde Heer
van der M e u l e n , Regent van ’t Huiszitten-
huis, hier te Amfterdam , heeft ’er ook één
levendig gehad , doch die at niets en ftierf v/el
dra.
In de Kleur is een aanmerkelyk verfchil onder
de Ratelflangen. De Heer L inn^eus
meent ook eenïg onderlcheid gevonden te hebben,
in het getal der Buik en Staart-Schilden ,
én in het hebben o f ontbréeken van eenïge
paaren Schubbetjes onder aan de Staart, beftaan’
d e R a t e l s l a n g e n . 309
Baande. Zie hier zyne drie Soorten, daar uit jjj.
opgemaakt. Af“ eei"
( 1 ) Ratelflang, met 167 Buik- en 23 Staart- Hoofd.
Schilden, benevens nog 2 Schubben: dus in ’t ru^‘
geheel 192 fluks uitmaakende. Horridus.
Ameri-
D e z e , waar van het Mannetje en. Wyfje »kaanfche.
door Seba , onder den naam van Schel- of Ratelflang
uit Weflindië, is afgebeeld, wordt van
'G ronovius geoordeeld die , te . zyn , welken
Scheuchzer voorflelt en befchryft, onder den
naam van by uitflek Vergiftige Amerikaanfche
Ratelflang, die geel, wit en bruin bont is , met
zwartagtige Vlakken, op de Rug, overlangs,
als een Ketting uitgeftrekt; de volgende byna
driehoekig o f fpits, wit, in ’t midden bruin,
met z\yarte randen , , fomtyds Pylswyze , in
Ruitagtige tippen uitloopende (*). S eba merkt
aan , dat deeze Slangen zo veel Eijeren niet
hebben als andere Slangen ; ■ waarfchynlyk op
dat zy niet te fterk vermenigvuldigen zouden,
dewyl zy oud worden. T yson was van verbeelding,
dat de Ratelflangen, zo wel als de
Adders, leevende Jongen ter wereld brengen.
.
In
(1) Crotalus horridus , Scutis t6-j , Scutellis 23: 2 ,
fimul fumtis 192. Syft. Nat. X. Gen. 107. Muf ^td.
Trid. I. p. 39. Bradl. Nat. Tab. IX, Fig. 1. Serpens
Crotalophora , feu Vipera Caudifona Americana. Stu.
Muf. Tab. 9f Fig, 1 , 2.
(*) Muf. hhthyulcg. Tom, II, p. 70.
LDeei, VI. Siue, V 3