m m i
f i l
Éi*
I fM
IPfyS
Hi
» |f|j Hlllf
i“AlXi*i i-
m
II!.
A fdeel.
I.
Hoofd.
STUK.
K enmer ken der D i erek
C H A R A C T E R E S
A M P H I B I O R U M .
R E P T I L I A.
Hæc Pedata funt & Ore fpirantia.
J03. T estuoo. Corpus Tejld mmitum.
104. Draco. Corpus Alis volatile.
105. L acerta. Corpus (Tejla, Alisve') nudum,
Caudatum.
106. Rana. Corpus fimiliter nudum , ecaudaturn.
S E R P E N T I A .
Hæc Apoda funt <5ç Ore fpirantia.
107. Crotalus, Scuta Abdominalia Caudalia•
• que cum Crepitaculo.
108. Boa. Scuta Abdominalia Caudaliaque fine
Crepitaculo.
1op. Coluber. Scuta Abdominalia : Squama Cau*
dales.
n o . Anguxs. Squames Abdominales Caudales-
que.
m . Amphisbæna. Annuli Abdominales Cauda-
lesque.
1 12. CoEciLiA. Rugae nudes latérales.
NAj
L
K E N M E R K E N d e r a * e k
DIEREN v a n beiderley LEVEN. Ho*;rl)_
STUK.
l o o p e n d e .
Deeze hebben Pooten en ademen door den Bek.
103. Sch ild pad . Het L y f met een Schild gewapend.
104. Draak. Het L y f gevleugeld.
i i 5. Haagdis. Het L y f (van Schild en Wieken)
bloot, geftaart.
106. Kikvorsch. Het L y f eveneens bloot en
zonder Staart.
k r u i p e n d e .
Deeze hebben geen Pooten en ademen door den Bek.
107. Ratelslang. Schilden aan den Buik en
Staart, benevens een Ratel.
108. Serpent. Schilden aan den Buik en Staart,
zonder Ratel.
109. Adder. Schilden aan den Buik en Schubben
aan de Staart.
110. Sl a n g . De Buik en Staart-, beiden gefchubd.
i n . T wee kop. De Buik en Staart, beiden , geringd.
i i z . Blindslang. Naakte rimpels op de Zyden.
j,bbel, yi<$tvk, A 5 ZWEM