ni. de Kuften van Groot-Brittannie voor. G rono-
A fdeel. Vios befchryft ’er , onder deezen naam, een uit
, ? v * de Noordzee f* '), dat twee en een half Voet
Hoofd* , T. TTT
stuk., lang was, en in t Kabinet van den Heer W il „
r.RM -Baart gevonden werdt ; doch dit was
Afchgraauw , mét kleine• zwarte Vlakjes,
langs de Rug als op ryën gefchikt zynde, getekend
; hoedanig één ik ’er ook heb, van weinig
minder langte, dat insgelyks de Buikvinnen
famengegroeid heeft en met dergelyke Tandjes
is voorzien. In die van Salvianus zyn de
Vlakjes zonder eenige orde verfpreid.
v ( io ) Haay die lont ïs en ongewapend, hel-
f&tlUrii. lende de Buikvinnen van elkander afgezon•
Sserofaaay. jRugvinnen digt aan de Staart-
De allergrootfte Zeehond wordt deeze van
de Autheuren getyteld, hoswel de grootte niet
zo ongemeen is , als die naam zou fchynen uit
te drukken. Rondeletius fchryft aan zyne
Canicula Saxatüis, die meefi: hier mede fchynt
©vereen te komen , flegts de laDgte toe van
twee Ellen. G ronovius fchynt deezen en de
twee voorgaanden thans allen bykans onder ééne
Soort te betrekken , uitmaakende die genen»
weL
{*) Muf. Icbib. Tom, II. p. 44. N. 199.
(80) Squalus varius inermis; Pinnis Ventralibas dif»
cretis, Dorfalibus Caudae approximatis. Art. Gen. 6gx
Syn. 97- Gron. Muf, II. 200. Catului maximus. Wxll*
Itbtb. 61, Raj. Pifi. 22.
Ij-) Zoopbyl, Gron, Fafc. I. p 45-.
D E H a a IJEW* 5 0 9
welken men aan onze Kutten , gemeenlyk * [in.
Sternhaay noemt, ’t Verfchil, daar tuflchen,
zou voornaamelyk beftaan ih de Kleur, die in jjoofd-
de eene rooder is, in de andere bleeker; in de stuk.
fchikking en grootte der Vlakken op de Rug, Stttnha
als ook in die der Buikvinnen. \ Komt my
zonderling voor, dat de Franfchen aan hunne
RouJJette een zagter Huid dan aan de
Haai jen toefchryven. Deeze Velletjes, zeggen
z y , zyn van verfcheiderley Kleuren en altoos
gefternd of gefpikkeld , daar die der Haai jen
bruin en harder zyn. Men brengt zodanige
Velletjes veel van den Uithoek van Normandie>
die Kaap la Hogue heet, teParys»
( 1 1 ) Haay met een driehoekig Groefje' op ’£ end XL
'van de Rug en geene Gaaten by de Oogen.
haay.
De Engelfchen noemen deezen BlewShark
en wy geeven ’er den naam van Blaauw.Haay
aan, wegens de Kleur, die op de Rug [donkerblauw
, aan den Buik Zilveragtig is. ’t Schynt
my die gene te zyn , welken men in Noorwegen
Haaebrand noemt, en aldaar voor het Mannetje
houdt van de volgende, zynde zes o f zeven
Ellen lang en van Geftalte als de gewoone
Haai jen. R o n d e l e t iu s fchryft aan zynen Galeus
(n) Squalus foflull' triangulair in extfefflo Dotfo,
foraminibus nullis ad Oculos. Art. Gen. 69. N. 1$.
Syn 98. Galeus glaucus. K Rok». Pifc. 378. Gssn. Pif4*
609. Will. hhtb. 49. Raj. Pifc. 20.
I.Delj.. YI. Stuk,