XIV.
Hoofdstuk.
Verbaazert'
de grootte.
h e e ft: weshalve de Franfchen hem ook Bom *
lier, en die van Marfeille Clamde heeten- In
Engeland noemt men hem, gewoonlyk, Thorn-
back, dat is , Doorn.Rug , en het Jong wordt
Maid geheten. Het is onze gewoone Rocb,
dien men in Sweeden Raocka noemt, in Noor-
weegen Rokke, in ’t Hoogduitlch Rocken. W y
geeven ’er den naam van gedoomde aan.
Deeze Vifch is door de geheele Atlantifche
Zee bekend. Men vangt ’er,aan de Kuil van Noorwegen
, zo groot als.Heilbotten, doch eetze daar
zelden; wordende de Roch , na het uithaaien
van de Lever , die groot en vet is , en goede
Thraan g e e ft , gedroogd en buitenslands
verzonden; alwaar men de Kraakbeenige Vlerken
voor een aaDgenaame Spyze houdt. De
Rochen onthouden zig op Slykerige plaatfen,
by den Oever en leeven van kleinê Vifch, ge-
lyk wy gemeld hebben. Om dezelve te vis-
fcben worden aldaar Lynen gebruikt, met
Hoeken, gelyk tot den Kabeljaauw-Vangft.
De verbaazende grootte , egter , van fom-
mige Rochen in Weftindie , heeft een andere
Soort van VifTchery, daar omtrent, in trein
gebragt. In den jaare 1634 werdt ’e r , by ’t
Eiland St. Kriftoffel, één gezien, die een Musketschoot
van den Oever was , en waar op
men twee Sloepen, ieder met vyftïen of twintig
Man, afzondt, die hem naauwlyks konden
meefter worden. Men fmeet ’er verfcheide
Harpoenen te gelyk in , e n , niettegenftaande
de
de poogingen , die door de Roeijers werden
aangewend , fleepte hy de beide Sloepen ver
in Zee. Na dat de Vifch zig afgeworfteld hadt,
werdt hy, evenwel, aan Land gebragt, en bevonden
twaalf Voeten lang te zyn , van den
Kop tot aan 5t begin van de Staart, en tien
Voeten breed. Hy was zo hard, dat men ’er
niets van eetbaar oordeelde, en de Lever
werdt door tien M an, met veel moeite, naar de
plaats gefleept, daar men dezelve verdeden
zou.
Pater L abat fpreekt van een niet minder
verbaazende Roch , . die door de Negers van
Guadaloupe geharpoeneerd werdt. Deeze was,
overdwars, twaalf Voeten en agt Duimen breed,
en hadt de langte van tiendhalf Voet,zynde, in
’t midden, by de twee Voeten dik. De Staart
was lang vyftien Voeten, verdunnende allengs
naar ’t end toe, daar zy rykelyk de dikte van
een Duim hadt. De Huid was dikker dan Os-
fen-Leder. Van de Lever werdt Olie of Thraan
gekookt, en de befte ftukken Vifch , die het
minft hard fcheenen , van de Negers ingezouten.
Aan onze Kuft, daar de Roch kleiner valt,
wordt dezelve gemeenlyk met Netten gevangen.
Men vindt ’er dergelyken aan de Goud-
Kuft en de Kaap , doch beooften Afrika, aan de
Kuft.van Abyffinie, zyn z y , volgens T heve-
Not, van breedte als een Sloep lang is , en zo
i, dbei. vi. stuk, Hh hard
iir. Hj&|
A fdeel»
XIV.
HoofdWM
stuk.
M n
tM», I
ü
m \