III.
Afdeel.
II.
Hoofdstuk.
Verfchei*
denheden.
30 B e s c h r y v i n g V A N
noemt, om dat ’er deeze Dieren in zeer groo
te menigte en van een zo uitmuntende fmaak te
vinden z y n , dat de Ingezetenen van die Landen
zig niet wel onthaald agten, als ’er geen
Geregt van Schildpadden-Vleefch op Tafel is.
Ook zegt hy verder, dat deeze beide Natiën
daar van een ongelooflyke veelheid inzouten ,
welke zy naar vreemde Plaatfen zenden, dat
hun groot voordeel aanbrengt ; waar uit dan
fchynt, dat zyin Ooftindie ook haare Loop- en
Zamelplaatfen hebben. De voornaamfte Oorzaak
van hun Kryg voeren tegen elkander,
beflaat daar in , dat de Cochinchiners aan de
Tonkineezen den Vangft niet willen toelaaten,
onder voorwendzel, dat deeze Eilanden en de
Zee hun alleen toebehoore. Het is hun niet
alleen om het Vleefch te doen, maar ook om
de Schulp, waar mede door geheel Afie een
fterke Handel gedreeven wordt. Om kort te
gaan , de Vangft der Schildpadden is by deeze
Volkeren van niet minder belang, dan de Ha-
ringvangft by de Nederlanders.
Alle Zee-Schildpadden , egter, zyn , in dit
opzigt, niet even nuttig. D ampier merkt aan,
dat ’er vier foorten z y n , te weeten groote,
Dikkoppen, Haviksbekken en groene. Deeze
laatften, die men in de Weftindiën noemt Tor-
tuefranche, wegens de groenagtigheid van haare
Schulp zo genaamd, zyn tot Spyze meeft ge-
agt. De Zee-Schildpad wordt van onze Zee-,
Kapiteins gemeenlyk Turtle geheten, zegt Ed.
wards ,