Xiv.
Hoofd.
stuk.
Spiegel*
derhalf Duim van elkander, op de Rug. Hy
vondc ’er verder eenige Verfchillendheden in,
met die van R o n d e l e t iu s , doch van zo veel
belang niet, naar zyn oordeel, omze als een
byzondere Soort aan te merken ; dewyl de;'
Mannetjes en Wyfjes van deeze Viflchen in
Stekeligheid verfchillen , en men ’er , onder
duizend, naauwlyks twee zal vinden, die volmaakt
overéénkomen in getal , plaatzing e n .
grootte der Stekelen, waar mede zy gedoomd
zyn.
Dit laatfte is zekerlyk de reden, dat A r t e d i
den gejlernden Rocb , djlcrias der Autbeuren ,
ook tot deeze Soort betrokken beeft, fchoon.
dezelve een ry van Stekels, die onmiddelyk
agter den Kop beginnen , en voortloopcn
tot aan de eerfte Staartvin, en geene anderen
op ’t geheele L y f heeft. Deszelfs bovenfte
gedeelte is zeer fierlyk met Sterretjes getekend
: de Staart kort en dunner dan in de overigen
: de Kop gelykende naar dien van den
Pylftaart, als zynde breeder en dikker dan die
der vcorgaanden. D e e ze , getuigt G e sn e r u s ,
is fmaakelyker, om dat hy zig diep in Zee en
dus in klaarder Water onthoudt. W il l o u g h b y
hadtze niet gezien.
Tt*Uenic4 ,
Kaard.
Roch.
(5 ) Rocb die de geheele Rug gedoomd heeft,
een enkele ry van Stekels aan de Oogen, een
dubbele op de Staart.
W il .
[fl Raja Dorfo toto aculeato, Aculeormn ordine limplici
W illoughby fpreekt van een ruuwen o f fcherp III.
gedoornden Engelfchen R o ch , die men the Afde*e l*
White Horfe, dat is, het witte Paard noemt, Hoop*.
en die hy twyfelt, of het niet de Soort z y , stuk.
welke van de Autheuren geheten wordt Raja K*«rd-
Fullonica, o f Vollers-Roch, van wegen de ge- ^ '
lykheid haarer Oppervlakte met de Werktuigen
, die men Vollers-Kaarden noemt. Behalve
de ruuwe gcflernde, komt nog een allerruuw.
fle Roch by Rondeletius voor, genaamd afper-
rima, die zo wel van onderen, als van boven,
dermaate gedoomd i s , dat menze naauwlyks
kan aanvatten: doch deeze beiden zouden belmoren
tot de ftomp-getande Rochen.
De gemelde heeft van zyne geelagtige witheid
over het geheele L y f , die op de Rug een
weinig zwart gefpikkeld is, gelyk de Schimmel-
paarden, den voorgemelden naam. De Staart
heeft twee ryën zeer groote Stekels : de Rug',
tot aan het midden toe, een enkele ry: en van
onderen is het L y f geheel met Doornen bezet.
Men vindt en vangtze in de Zee-en van Europa.
De Heer K l e in heeft, naar ’t fchynt, dee-
zen Roch met den voorgaanden geheel verward:
wanneer hy een Vifch opgeeft, dien hy
noemt
piici ad Oculos, duplici in Caudâ. Art. Gen, 72. Syn.
101. Raja Fullonica. R ond. Pifc. 356, G esn Pifc. 797«
Raja Fullonica , Raja afpera, Will. Lhth, 78, Raja
alpera. R aj. Pifc. 26.
L D eei.V I .S tuk. G g 4