III. „ De Ammodytes heeft ongevaar de grootte
Afdeel. van een Elle, (want grooter wordt hy niet
TTIX* „ afgebeeld noch befchreeven) van Kleur is by
stuk. „ Zandagtig, over ’t geheele L y f met zwarte
Zand-^td-» Vlakken getekend: hy heeft een zeer harde
ier* 3i Staart, van boven afgefneedên. Sommigen
„ hebben hem Cenchrias o f Miliaris geheten,
„ wegens de „ hardheid van de Staart, Hy is
• „ met breeder Kaaken voorzien dan de Adder,
„ daar hy anders in veele opzigten naar gelykt r
,, doch door de Kleur beft van onderfcheiden
„ kan worden : want de Adder is geelagtig.
„ Die van den Ammodytes worden getroffen
„ ftfirven doorgaans heel fchielyk: in de genen,
„ die zo fchielyk niet fterven, loopt het Bloed
„ uit de Wond en de Wond zwelt, maar een wei-
, , nig daarna komt ’er dunne Materie uit, en’er
„ volgt o p , zwaarte in ’t Hoofd en Flaauwte.
„ Die ’er beft tegen kunnen , en fterk z y n ,
„ gaan in drie Dagen heen. Evenwel heeft
„ men ’er gevonden, die het tot den zevenden
„ Dag toe uithielden.”
Vergiftig. Mooglyk zyn dit die Vergiftigde Slangen van
heid* Guinée, waar van B osman fpreekt, hebbende
naauwlyks de langte van een Elle, van Kleur
zwart, met wit en geel gevlakt ; o f ook die
Venynige Adders, waar van A danson gewaagt,
dat een jonge Dogter aan de Kuft van Afrika,
by Kaap Ver de, ’er door gebeeten zyndé, in
twee Uuren was geftorven: mooglyk ook die
van ’t Eiland Cyprus, Aspic by de Inwooners
ge*
genaamd, welker Beet, in eenige Uuren, den in, %
Menfch door een algemeene Verderving doodt, A fdeel.
naar’t gene de Heer Hasselqüist verhaalt; TT1X;
° _ , , , ir, Hoofdzynde
dit Dier zo veranderlyk van Kleur, dat Stuk.
het, op Yzergraauwe Aarde ruftende, zig graauw, Zand-^td-
op zwarte Aarde zig zwart vertoonde. D o o r^ ’
den Heer C arleson , Gezant van ’t Sweedfche
Hof aan de Porte , werdt een dergelyk Dier
gevangen, ’t welk bezig was om een Haagdis,
zo gfoot als de Adder ze lf, in te zwelgen. Dit
Dier was maar een half Voet lang, op de Rug
met een fchakel van zwarte Vlakken getekend ,
en hadt een zeer dun Staartje. Voor op den
Snoet vertoonde zig ’t gemelde Uitftek, dat
egter niet Hoornig, maar Vleezig was, hoewel
,hec de geftalte hadt van een Hoorntje, kunnende
agterover geboogen worden, .Tulfchen dit
Hoorntje en de Oogen hadt de Kop, weder«
zyds’, een verheven Knobbeltje. Het Ichynt
dan dat de Zand-Adder, nog hedendaags, ook
in de Zuidelyke deelen van Europa gevonden
worde.
. (8) Adder met 150 Buikfchilden en 25 Staart- viiT.
fchubben, tefamen 175. Cerattes.
Gehoornde •
De naam van Cerajies is , door de Ouden,
gegeven aan een Adderüang, die geboomd ware,
He-
(8) Coluber Ceraftes. Syft. Mat. X. Coluber cornmus*
Hasselt Itin, p. 315-, N. 61. ^4ft. Vpf. 1750. p. 27.
Bellon. Jtin. 201,
I. D sei, VI, Stue, Y