dun , zamengefteld uit weinig Bloedvaten en
A fdeel, veele Lugtblaasjes, zeer onderfcheidelyk, groot
Hoofd- en ru'm : aan de Lever op zyd e , en aan de
stuk. Maag van onderen, door middel van het Buik-
KjtmeUon. vlies valbgehegt. De Lever was tweelobbig,
de lobben famengedrukt, ovaal ; de grootfte
middelmaatig, de Kleur zwartagtig rood : ’t
Galblaasje ovaal, van grootte als een Erwt,
met helder-groene Gal gevuld: de Maag langwerpig
, Cylindrifch, aan beide enden naauwer;
anderhalf Duim lang, omtrent een Pink dik en
zeer fterk van Wanden. Den Darm vondt de
Sweedfche Doktor drievoudig geboogen , aan
het Mefenterium gehegt, meer dan een Span
lang, naar den Aars toe zeer dik en zwart: de
Nieren, nevens de Ruggegraat by het Fondament
geplaatft , langwerpig , een weinig gekromd
, van buiten geftreept, aan de eene zyde
een weinigje roodagtig. Hy kon geen Pisblaas
vinden, maar agtervolgde de Nierbuis tot aan
den Aars. De Eijerftokken waren driekantig,
g eel, wederzyds één, omtrent een half Duim
lang: de M ilt, naby de Nieren geplaatft, rond,
zwartagtig, klein : de Ribben, in ’t midden
van de Zyden, met een fcherpen hoek geboogen,
en aldaar beweeglyk: de tuflchenribbige
Spieren zeer fyn en Vleezig. Voorts nam dee-
ze Heer, omtrent de Tong waar, dat dezelve
aan de punt driekantig en zeer lang was, heb*
bende aan den W ortel in ’t midden een pypagtig
beentje,’t welk voortkwam van het ToDgebeen.
Wat
Wat het gebruik der Kameleons aanbelangt;
men zegt daczy in delndiën zeer gaarn geleeden Afdeel.
worden, om dat zy , zonder eenig kwaad te ^IV*
te doen, de Vertrekken zuiveren van fchadelyk s t u k . *
Ongedierte.
(20) Haagdis met een korte Spilronde Staart. XX.
* Salamande
Klaauwen ongenageld, het L y f met ope- dra.
peningen en ongefcbuhd. Salamander.
Hier wordt dat Diertje bedoeld, ’t welk in de PI* LI.
Hiftoriën niet mindér berugt is , onder den naam ** '
van Salamander , o f Land- Salamander , gelyk
het by de Ouden getyteld werdt , tot onder-
fcheiding van den Water-Salamander , hier voor
befchreeven, P liniu s heeft het gejlernd Diey
genoemd en iExius Venynige Haagdis. De
oorfprong van den gemelden naam, ja de betekenis
zelve, is zeer duifter, en naauwlylcs,
dan by gilling, op te Ioffen. Dus meenen fom-
migen, dat het , wegens zyne huisvefting op
vogtige plaatfen, dien voeren zoude. In ver-
fcheide deelen van Europa heeft hec.deezen o f
genen , en zelfs in verlchillende deelen van
Vrank.
(20) Lacerta Cauda tercti brevi, Digiris muticis, Cor-
pore porefö mido. Syfl. Nat. X. Lacerta Cauda tereti
brevi , Pedibus inermibus ; Palmis tetrada&yüs. Planris
peniadadtylis. Mnugn. Mck'd. I. p. i| ï'. Muf. Md. Fr I
p. 49• Salamandra. Matth. D,ofc 274 f. 2*74. G esn]
Q jta d r . 80. Salamandra terreftris. A l d r . Q _u,idr 6 ± t ,
Jonst. Quadr. T. 77. f 10. Olear. Muf. T. 8. f 4,
M u f II. T. 12. f. j . Salamandra rerreftris. Rat. Quadi,
* 73*
L Deei. VI. Stuk.