HL onze heeft, op de Ringen: maar deeze heeft
A fdeel. den Aars aan ’ t uiterfte dikke end van de'Staart;
welke opening fommige Slangen van ’t voor-
STUK. gaande Geflagt nog te meer voor Tweehoofdig
heeft doen houden.
XIL H O O F D S T U K .
Befchryving van 't Geflagt der Blindslangen,
die door geen Schubben of Ringen, maar Rim.
pels te hebben op bet L y f, van de anderen ver-
fchïllen.
Naam.Ken- T ~ T et Eatfte Geftegt in de Rang der Serpentia
inerken. J_ JL o f Kruipende Dieren van beiderley Le.
Soorten.
ven, maaken de Baindslangen ust. Hier door
moet men niet de gewoone Europifche ver-
ftaan, die deswegens den Latynfchen naam Cae-
ciiia voeren en in ’t Griekfch Typhlos heeten,
hier voor befchreeven ( * ) ; maar een Geflagt
van zodanige Slangen, welker Kenmerken zyn:
dat het geheele L y f , zo wel als de Staart, ge-
.rimpeld is , en dat zy aan de Bovenlip twee
Voelers hebben , die naar de Sprieten dér Nagt-
kapellen gelyken. Z y hebben naakte Rimpels
op de Zyden , hadt L inn/eus te vooren ge-
zegd ( f ) .
CO
(*) Bladz. 42 6,
(|) Zie bladz. 9.
( 1 ) Blindjlang met 135 Rimpels aan 't L y f, . m.
zeen aan de Staart. Afdeel.
6 XII.
Deeze Slang g e ly k t, in ’t eerde aanzien, Hoofdzeer
naar een Faling. Hy verfchilt egter daar STü3?*
van niet alleen door geen Kieuwen te hebben , TentacuU.
maar ook doordien het Staart-end geheel ftomp*£
is en naauwlyks dunner dan het Lighaam,
gelyk in die van ’t voorgaande Geflagt; daar
hy van onderfcheiden wordt, doordien het L y f
met Rimpels is omkleed, die geen volkomen
Ringen maaken; als ook dat hy, aan den Bek,
twee kleine Sprietjes heeft. Ook fteekt de
Bovenlip zeer veel buiten de Onderlip uit, en
maakt een Snoet, gelyk indeRochen dergelyke
Kraakbeenige Viflchen.
De langte van zulk een Blindflang, die zig
bevondtin de Surinaamfche Verzameling, door
den Heer Grill aan de Akademie van Upfol
gefchonken , was byna een Voet, de dikte een
Duim ; het L y f rolrond van ’t eene tot het
andere end, en overal even dik.. De Huid.,
die geen Schubben heeft, beftaat uit 135 Rimpels
, die in de Zyden meefl: zigtbaar zyn , op
de Rug met een weinig verheven Pukkeltjes
doorfpreid, en voor ’ t overige glad. De Voelers
aan de Bovenkaak zyn naauwlyks te zien,
door hunne kortheid. De Neusgaten zyn zeer
klein,,
( i) Csecilia tentaculata. ^/Crnxn. ^/fcad. I. p- 489.
T» XVII. f. 1. Muf <Ad. Frtd. L p. 19. T. V. f. a»
G.hon. Muf. II. p. 53» N. I,
l.P&EL' Vlj Stuk, E e 3