IH.
A fdeel.
XV.
Hoofdstuk..
Zee Varken.
IV.
S q ta t ia a .
Zee Engel.
De Heer G ronovius betrekt de bruine Ga*
leus Acantbias, Spinax of Doornhaay, van W il-
loughby en Ray , tot de eerfte Soort, daar
h y , volgens deeze Schryveren, van verfchilt,
door de Huid, van onderen , zelfs rauwer en
bruiner te hebben dan op de Rug. De Bek is
ftomp; en hy heeft wyde Neusgaten, bykans'
in ' ’t end van de Snoet geplaatft. Ook is de
Rug niet een weinig gekield, als in de andere,
maar breeder, gelyk in de Zee-Honden. Hy
heeft de Stekels, Staart en Vinnen eveneens.
Men noemt hem te Genua, Sagree, en wy mogen
hem Speerbaay heeten,
(4) Haay zonder Aarsvin, met den Bek aan
’i end van de Snoet.
By de Autheuren voert deeze Vifch den naam
van Squatina, dien Plinius reeds gebruikt heeft,
en toegepaft, zo ’t fchynt, op de groote Haai-
jen, Den Griekfchen naam, Rinêe, leidt Char-
leton af van de fcherpte van de Snoet; doch
dit is tegenftrydig. Veeleer fchynt dezelve van
de rauwheid van deszelfs Huid afkomftig te
zyn. T e Venetie noemt men dit Schepzel nog
Squaqua o f Squaia» te Bourdeaux Creac de Bufe
en te Genua Pejce Angelo o f Engel-Vifeh, Hierom
(4) Squaius pinna Ani nulla , Ore terminali. A r t .
Gen. 6-j. N. 6. Syn. 95. Squatina. Bell. Pifc. 78. Rond.
Pifc. 367. G esn. Pifc. 899, WiLL. Icbtb. 79' Raj. Pifc,
z6.
rom geeft men ’e r , in Vrankryk, thans ook Bh
den naam aan van Ange, in Engeland dien van ^
Angelfish; doch gemeenlyk is hy daar bekend HooF‘D_
by den naam van the Monk, dat is de Monnik, stuk.
of Kingflon , en File-Fish, ’t welk; Vyl-Vifch Zce-E»Ld..
betekent: ook wel de Jllermaid of Meermin:
welk Woord van Hoogduitfchen oorfprong
is, daar men de Zee Meer noemt. Om die reden
geeven fommigen ’er ook den naam aan
van Meer-Engel , daar het beter was , hem
Zee.Engel te heeten. De gemeene naam, onder
onze Viflchers, is Scboerhaay of Pakbaay,
welk laatfte van Padde-Haay afkomftig zou
kunnen zyn , naar men wil (*).
Dit Schepzel wordt niet alleen in de Mid-
dellandfche Zee , maar ook aan de Ruften van
Engeland en Noorwegen ja aan die van ons
Land en Vrankryk, gevangen. R o n d e l e t iu s
fchryft, dat hy ’er gezien had van grootte als
een Menfch en van honderdzeftig Ponden. W i l -
loughby zag ’er van zeftig Ponden, en A r t e d i '
verhaalt, dat hy ’er gezien heeft te Londen in
Naggsbead, en te Chelfea.
De Geftalte is zeer plat en breed, en als tus- Geftalte.
fchen de Haaijen en Rochen middelflagtig; weshalve
ook R a y hem onder de Rochen geplaatft
hadt. De Zee-Engel heeft, in de Bek, drie
ryën Tanden onder en boven, die met elkander,
volgens A r t e d i , het getal van omtrent
hon-
{*) Uitgez. F'erhand. I. Deel. bl. 148.
X.Beki. VI, Stuk;