m .
A fdeel,
V..
H oofdstuk.
Pad.
„ nen voortbrengen : de tweede, dat bet Man-
„ netje met al zyn kragt, en met de Agter*
,, pooten werkte, om haar van de Eijeren te
„ verloflen. Om wel te begrypen, hoe deeze
„ Kraam gefchiede, moet men weeten: i.D a t
„ de Pooten deezer Dieren , zo de voorften
„ als de agterften, in veele Vingeren zyn ver-
„ deeld: door middel van welken het Mannetje
„ de Eijeren uit den Aars van het W y fje haal-
„ de : 2. Dat de Eijeren uit het Fondament
,, voortkomen, dewyl de Vergaarplaats, daar
„ zy zig tot aan den Legtyd in bevinden, zig
„ aan ’t onderfte van den Endeldarm opent:
„ 3. Dat de Padden even als de Kikvorfchen
„ paaren ; te weeten het Mannetje klimt
„ op de Rug van ’t W y fje , omhelzende het zeL-
„ met de Voorpooten: alleen is ’er dit verfchil
, , in , dat de Mannetjes Kikvorfch de Voor-
„ pooten van genoegzaame langte h e e ft, om
„ het Wyfje geheel te kunnen omvatten, zo
„ dat het de Vingers in elkander flaat, onder
„ aan deszelfs Buik : daar de Pooten van de
,, Mannetjes Pad niet meer dan de zyden van
„ de Borft bereiken , waar hy dezelven fom*
„ tyds zo ftyf aanvoegt, dat’er een Ontfteeking
„ komt voor dat zy van elkander fcheiden:
„ 4. Eindelyk, dat de Eijeren van deeze Soort
„ van Padden ieder een zeer vafle Vliezige Dop
,, hebbende , in welke het Vrugtje is vervat,
„ zynde langwerpig omtr en t n zesde Duirps
„ lan g , aan elkander gehegt zyn , door midn
del
„ del van een korte zeer fterke Streng, maa- irrrf «
* kende als een Soort van Ketting Kraaien, Afdeel,
„ welker bolletjes oDgevaar de helft hunner Ho^
„ langte van elkander zyn. - stok.
„ Dit Geitel wel overweegende is ’er reden Pad.
„ om te denken, dat het Wyfje veel wetks
„ moet doen tot het baaren van ’t eerlte E y ;
„ maar, als dat uitgekomen is , laat zy den
„ verderen arbeid over voor het Mannetje , die
„ met een wonderbaare vaardigheid zyn Poft
,, bekleedt van Vroedmeeller. Hetzelve hadt
,, reeds het tweede Ey uitgehaald, en was aan
„ het derde bezig , toen de Heer D emoors
s, ’er zyne Oogen op veltigde. Het eerlte za t ,
„ tuffehen de twee middellte Vingeren van den
, , regter Agterpoot, valt door middel van de
„ Streng, die het aan *t tweede hegtte, en door
„ uitrekking van de Poot haalde hy de
, , Streng verder uit, neemende ook den llin-
,, ker Poot tot behulp. De tegenwoordigheid
„ van den Waarneemer fcheen deeze Dieren
„ wel ongeruft: te maaken, en deedtze ophou-
„ den in de Arbeid, doch z y gingen ’er, de-
„ wyl hy zig ftil hieldt, eindelyk mede voort,
. „ Een ander oogmerk, ’t welk de Heer D e-
„ MOURS in deeze Waarneeming bedoelde,
„ was, om te ontdekken, o f het Mannetje dee-
„ ze Eijeren niet, onder ’t uitkomen, met zyn
„ Zaad befprengde ; op welk een wyze de
3, meefte Autheuren willen, dat de Eijeren van
„ de Water-Dieren en die van beiderley Le-
ldeu, v i. sivk, j, ven,