in. A fdeel. IX. Hoofdstuk.
Bfilflang.
XLIL
P ader a.
XLIIÏ.
Cams.
• Gryze.
meer naar ’t Oog van een Haak, welk de Vrouwen
aan haare Rokken zetten: in eenigen naar
een Schild of geoogd Hart, gelyk ip onze Afbeelding:
in anderen naar een Katten-Kop o f Men-
Ichen Aaugezigt. Om die reden,en dewyl de zyden
van den Hals, in fommigen , als een Vlies uit-
gefpreid zig vertoonen, geloof ik dat het de
Kaperflang z y , waar van L eg u a t de Afbeelding
geeft. De Heer Grojsovius fchynt van
het Mannetje en W y fje , ieder, een byzondere
Sooit te maaken , die hy door het getal der
Schilden en Schubben onderfcheidt (*). De
Kleur is meeftal eenpaarig, ros, graauw, of geel-
a^tig: men vindt ’er zelden die in fierlyke
Kleuren uitmunten, gevlakt zyn o f gebandeerd.
( 4 2) Adder met 198 Buikfcbilden en 56 Staart-
fchubheny te famen 254.
Van deezen Ooflindifchen Slang, die in ’c
Kabinet des Konings van Sweeden is, vind ik
aangetekend , dat dezelve verfcheide paaren,
van bruine Vlakken, langs de Rug heeft, die
door een ftreepje famengevoegd zyn, en even
zo veel enkelde Vlakken aan de Zyden.
( 4 3 ) Adder met 188 Buikfcbilden en 70 Staart•
fchubben, te famen 258.
Dee-
Zooph. Grcnoy, Fafc. I. Leid. 1763. p. 21,
(42) Coluber Padera Muf. ^Ad. Frid. II.
(43) Coluber canus. Muf. Aid. Frid. I, p. 31, T. XL
F. 1.
Deeze Ooflindiiche, uit het zelfde Kabinet,
is grys met bruinagtige Banden, en heeft op
de Zyden twee Sneeuwwitte flippen.
(44) Adder met 160 Buikfcbilden en 100 Staart-
fchubben, te famen 260.
Tot deeze.Soort betrekt L inn^ üjs byzondere
Slangen uit de drie andere Wereldsdeelen,
door Seba afgebeeld; waar van de Ceylonfcbe,
Malpolon genaamd, zeer fierlyk getekend was,
en over ’t geheele L y f als met Snoertjes gebandeerd,
op een ligtblaauwcn Grond; gelyk
ook de Afrikaanfche hem, onder den naam van
Hippo , toegezonden ; doch de Amerikaanfche
heeft roode en witte Banden of Linten overlangs.
De gene, die zig in ’t Sweedfch Vorfte-
lyk Kabinet bevondt, was blaauwagtig met zwarte
Bandeerfels, van onderen wit. Deze komt
uit Afie. 'Waarom h y , by uitflek, den naam
van Syfelaar voere, is my onbekend.
(45) Adder met 220 Buikfcbilden en 42 Staart-
fchubben, te famen 261.
Dit D ie r , dat, uit Indie afkomftig , in de
Be-
(44) Coluber fibilans. ^Amcen. cad. I. p. 302, N.
30. Serpens exquifitiffima Ceylanica, Malpolon di&a.
Sib . Muf II, Tab. 52- f. 4. Serpens Afficana Hippo dicta.
Ibid. Tab. 56. f. 4. Serpens Americana, rarior, lem-
niscis rubris & albis longitudinalibus notata. Tab. 107. f. 4.
45) Coluber lati.Caudatus, MuJ. *Ad. Frid. I. p. 31.
Tab. XVI. Fig. 1,
I. Deel. VI. Stuk,
HI.
Afdeel.
IX.
Hoofdstuk.
x u v .
Sibilant.
Syfelaar.
XLV.
Lati-Cau*
datut.
Breedftaartige.
B b 4