Ijj, Diet groot: men vindt ’er zelden van vier Dui-
Afdeel, men lang. Hunne Borftvinnen zyn eenigermaate
XVII. ook zo gearmd , als in de .Europifche Zee-Dui-
stuk. ' ve^’ en zy zyn,. gelyk de andere Kraakbeenige
l{roos, Viflchen, ongefchubd, hebbende de Huid bo-
Fifibje, ven 0p ’t L y f ruuw, aan den Buik zagt. Zy
kunnen de Rob fterk uitzetten, en dan zynze
byna zo rond en dik als de Opblaazertjes, zo
genaamd. Anderszins zweemt degeftalte, wegens
de platheid der Zyden, meer naar die van
den Koekkoek-Vrfch.
XVIII. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’i Geflagt der Steuren , waar
in van de gewoone Zee- en Rïvïer-Steuren van
Europa, en van den Ruffifchen , die het Kaviaar
geeft, als ook van den VLmzenbhs-Vifch
en een Surinaamfchen, die tot dit Gejlagt her
hoort, wordt gefproken.
Naam, TNeGeflagtnaam, Acipenfer, is van ouds toege-
JlJ eigend aan die Soort van Viflchen , welken
w y Steur, de Franfchen EJlurgeon,deEngelfchen
Sturgeon, de Italiaanen Storione of Sturione, en de
Duitfchers Stoer of Stór noemen. Men ziet klaar,
dat alle deeze Naamen met het Latynfche Woord
Sturio , ’t welk by de Autheuren ook gebruikt
wordt, overeenkomftig , ik zeg niet daar van
afleidelyk z yn , dewyl fommigen dat Woord van
Gottifchen oorfprong agten. Ook wordt niet onaartig
■ ■ ■ ■ ■ ■
aartig aangemerkt, dat hetzelve van Stper, \ ni.
welk in oud Duitfch iets groots of ontzaglyks Afdeei.
betekende, afkomftig zou kunnen zyn. Ande-
ren leiden het af van Jlooren, ’t welk in ’t Hoog- stok.
duitfch wroet en betekent: om dat de Vifch met
zyn Neus in de Modder wroet.
De Kenmerken van de Steuren, die buiten Kenmer-
twyfeling behooren tot de Kraakbeenigekea
Viflchen, z y n : enkele Lugtgaten, van ftreeps-
wyze gedaante, op zyd e : de Bek onder den Kop,
agterwaards trekbaar, ongetand : Baardjes onder
de Snoet, voor aan den Bek.
’t Getal der Soorten is vier, waar in , behalve Soorten,
den onzen, de Ruflifche en die van den Donau,
vervat zyn.
( i ) Steur met vier Baardjes en elf Rug-Schub-
hen.
De Steur heeft by de Ouden nog andere
Naamen gevoerd. Sommigen noemden hem
Silurus, anderen Galeus. Rhodius, On isku sen
Oxyrynchus of Scherpfnoet. Die laatfte naam
is ganfch niet oneigen , dewyl de Vifch een
zonderling fpitfe Snoet heeft. Oppianus noemt
hem , om die reden , Sus o f Varken. Omtrent
Bourdeaux, in Vrankryk, wordt hy Creac geheten
(i) Acipenfer Cirri* quatuor „ Squamis Dorfalibus on-
decim. Syfl. Nat. X. Gen. 118. Muf. *Ad. Frid I, p.
54- Tab XVIII. f 2. Acipenfer. Jt. scan. 187, Acipenfer
Corpore tuberculis fpinofis afpero. Art. Gen, 6<,
1S51«. 91. faun. suec, 27. Grom. M»J, II. p. 43,
IiDkh. VI. Sivk,
I.
Sturio,
Steur.
ml iÉ I
I
më