III. den, met de Harten en Levers vooral daarby,
fdeel. gejjooj^i; 0f afgetrokken waren. Veele Prinfen
Hoofd- en Grooten zyn dus door hem, zo hy voor-
STUK. geeft, in hunne Ouderdom grootelyks verkwikt,
fyngfldng. verfrifcht en verfterkt gewoïden.
Kroontjes Of deeze Hoenders dan ook, mooglyk, mbn-
ftreufe o f Slangen-Eijeren voortbrengen zouden
; meldt Z welfferus niet. Ondertuflchen
is het te denken, dat veelen dit alles -zo \yel
voor fabelagtig houden zullen, als de Hiftorie
der Slangen-Kroontjes, welke men voorgegeven
heeft den genén-, die ze by hem droeg, niet
alleen te bewaaren voor alle aandoening van Vergift
en Tovery, maar dok hem dapper en moedig
te.maaken en het Gezigt te verllerken. Deeze
Kroontjes, gaf men voor, dat op den Kop
van witte Slangen groeiden: doch overlang is
reeds ontdekt, dat het een Bedrog der Kwak-
zalveren z y , die, om ze te vervaardigen, de
Kiezen van eenig Dier, en wel de Kroon daar
van, o f de Schaaren van een Kreeft of Zee-
Krab, zo Hoffman wil, gebruiken (*).
Slangen- . De voornaamfte kragt van het zo vermaarde
Poeijer. Slangen-Poeijer, dat men uitvent onder den naam
van Bezöardicum Animale , en ’t gene van de
Slangen, zo wel als van de Adderen, en op
ge-
(*) Dat ’er gekroonde Slangen zyn is evenwel niet
voUtrekt fabuleus. Seba hadt een Amboineefche die op
den Kop zeer duidelyk met een Kroontje getekend was,
en aan de Kaaken twee Vinnen hadt j zynde ook een
Laad- en Water-Slang. KjibimU II. D. PI. XYIII. N. 3.
gelvke manier gemaakt wordt; fchynt ook meelt , Hf-
0 Afdeel.
Zuurtemperende te zyn. Het Vet is-, uitwen- ^
d ig , wel het kragtiglte Middel. Seba merkt Hoofd,
aan, dat de kragten van onze inlandfche Slan- stok.
gen de zelfden z y n , als die der genen, wel-
ken uit Duitfchland en Italië komen: doch tot
welke Geneesmiddelen hy de genen, die hem
gevild en gedroogd uit Weltvriesland toegezonden
werden , gebruikte, meldt hyniet. Mis-
fchien heeft hy daar uit het Vlugge Zout van
Adderen, ’t welk dikwils dus voor egt verkogt
wordt, gedeltilleerd.
(34) Adder met 190 Buikfchilden en 43 Staart- xxxiv.
fchubben , te famen J J 237. I S■ l^asncugl av?a,*a‘
E sculapmso
Zekere Slangen zyn ’er , waar aan men den
naam geeft^van Slang van Esculapius , om dat
z y , oudtyds, aan denzelven toegewyd waren.
Men noemde ze ook Anguis, by uitmuntendheid
, en met die dwaasheid van ze voor Heilig'
te houden werdt, al vroeg, zeer Geeltig de
fpot gedreeven (*). De Griekfche naam Parede
welken JElianus ’er aan ge e ft, willen fommi.
gen dat van de dikke gezwollen Kaaken of bree- -
den Bek, afkomltig zou z yn ; anderen van de
zagt-
(3 4 l Coluber aEscuIapii. Syfï. Wat. X* ^Acad.
I. p. 497. N 15-. Muf. iAd. Frid- I. p. 29. Tab. XI.
Fig. 2. Gron. Muf II. p. N. 18. Seb. Muf n .
Tab. 18. Fig. 4.
(*) Pinge duos Angues , Pueri, facer eft locus, extra
Mejite.
I» Deel, YJ. Stuk,