III. zyn. t Getal der Eijeren, in de Adders, is
Afdeel. zeer ongelyk; men telt ’er fomtyds twintig of
Hoo*fd- vy fentwintig, en pok wel maar tien o f twaalf.
stuk. Doorgaans wórden ’er in ’t regter deel des Lyf-
Evrofifche. moeders veel meer, dan in ’t flinker deel, ge-
vonden.
Inwendige Omtrent de inwendige deelen der Adderen is
deden. weinig verfchiI mec die der Slangen< De Longj
netswyze gemaakt, heeft geen Kwabben, en
is , van Kleur, hoogrood; dun, doorfchynende
en een weinig gerimpeld. Men vindt in dit
Dier, zo min als in de Padden, een Middel,
r ift , tot affcheiding van de Borft en Buikshol-
ligheden. Het Hart en de Léver leggen, aan
de regter zyd e , onder de Long, Het Hart,
dat drie Holligheden h e e ft, komt zeer veel
overeen met dat der Schildpadden, zo dü Ver-
NEY aanmerkt (*). De Lever is bruinrood, en
heeft twee aanzienlyke Kwabben. De Gal.
blaas, een Vingerbreed laager gelegen , is by-
oa van grootte en figuur als een Boon, be.
vattende zeer groene en bittere Gal, die geen
de minfte Venynigheid heeft. Op de eerfte
Maag o f Krop, die aan ’t onderfte van de Keel
'begint en dun gevliesd is , volgt de eigentlyke
Maag, uit twee Rokken beftaande, en in de
Darmen uitloopende. Gemelde Krop heeft de
langte byna van een Vo et: de Maag van drie
of
V*) Oeuyres ^inatomiquet. Paris 1761, Tom. II. p«
469" Vergclyk bladz. 50, hier voor.
o f vier Duimen. De Nieren, uit veele Klierag- m.
tige deelen famengefleld, hebben een bleekroo- Afdeel.
de Kleur , en de regter legt altoos hooger dan
de flinker. Alle Darmen, de Nieren en Tefti- STUK.
kelen, zyn altoos bedekt met een zeer wit en Europijde.
zagt Vet , dat , gefmolten zynde , vloeibaar
blyft, als Olie. ’t Gebeente beftaat in Ribben
en Wervelen van de Ruggegraat, die aan el.
kander gewricht en mét Spieren voorzien zyn ,
als in de Slangen (*). -
Ik gaa nu over tot het Gebruik der Adderen, Gebruik,
’t welk in de Geneeskunde , van ouds , vry
groot is geweeft. Men bediende ’er z ig j inwendig,
van tot een Tegengift, tot Geneezing
van Melaatsheid en andere Huidziekten , als
ook'in kwaadaartige en Peftilentiaale Koortfen.
P l in iu s verhaalt, dat A n ïo n iu s M osa , die
'vermaarde Geneesheer van G esar O c t a v iu s ,
wanneer hem ongeneeslyke Zweeren voorkwamen
, Adders deedt eeten, en dus dezelvèn wonder
fchielyk weg kreeg. Waarfchynlyk zal hy
zulks geleerd hebben van dien groeten Griek-
fchen Arts, C r a t e r ü s , daar C icero zo dik-
w ils , in zyne Brieven aan A t ticus , melding
van maakt, en die, naar ’ t Berigt van Porphy-
rius , zyn Knegt, door een nieuw Soort van
Ziekte bevangen, (dat het Vleefch , naamelyk,
van de Beenderen afging,) door middel van Adders,
als Viflchen toebereid, en gegeten, genas.
(*) Zie bladz.
I.Dï£L. YI. Stuk, Z 4