Hl. *é Getal der Staartfchubben zou in deeze Soort
A fdeel. n 0 g ongelyk meer verandering onderhevig zyn,
Hoofd dewyl hetzelve, in die van ’t Gyllenborgfche
stuk. Kabinet, maar 64 was, doch naderhand heeft
men uit de Stompheid van dé Staart, van dee-
zen, in vergelyking met een anderen van de
zelfde Soort , die zig bevondt in de Verzameling
van G r i l l , beflooten, dat in de eerfte de
Staart geknot o f afgebroken zy geweeft: een
Omftandigheid, waarop, in het tellen der Staart-
fchubben, zeer te letten ftaat,
De Surinaamfche van S eba , welke aangehaald
wordt, was bruin van Bovenlyf, met
witte Ringen, die een Vingerbreed van elkander
gefcheiden waren, en beftonden uit groote
Ruitige Schubben , alle met een donkerder
Kleur geboord o f overdekt; ’t welk een fierlyke
Vertooning , zegt h y , maakte. De Gyllenborgfche
is w it, beurtelings getekend met ronde
bruine Vlakken, die doorgaans famenloopen.
In eene van myne Verzameling , die in gedaante
zeer veel g e ly k t, en daar de meefte
Vlakken ringswyze om den Buik zig vereeni-
gen; tel ik 186 Buikfchilden en niet meer dan
46 paaren Staartfchubben; daar deeze, niette,
min , de Staart taamelyk fpits heeft. Hy is
twee Voeten lang, en , in 't midden van het
L y f , ongevaar een kleine Pink dik.
m
9. & P' 305:. N 34 Muf. <AA. Frid. p. 34. Tab. VIII.-
Fig. 2. Serpens Ameticana annulata. Seb. Muf. II. Tab»
38. fig. 2.
(63) Adder met 152 Buikfchilden en 135 Staart-
fchubben, te famen 287.
De Kleur van deezen is blaauwagtig , met
de Schubben wit gerand , en de Staart, van
onderen, met een blaauwagtige Naad. Zodanig
was die van ’t Sweedfch Vorftelyk Kabinet,
hebbende vyedefzyds in de Bek een klein Ve.
nynig Tandje ; om welke reden , mooglyk,
L innjEus ’er den Bynaam aan geeft van Dipfas,
die van de Ouden gegeven wordt aan een Ad-
derflang, wiens Beet onlydelyke Dorft o f brandende
Hitte in de Ingewanden veroorzaakte,
en den Menfch deedt fneuvelen. Van zulke
Dipfas-Slangen heeft S e b a , T a b . X I V . , een
Ooft- en Wéft-Indifchen afgebeeld , die door
hunne dubbele roode Vlakken op de Rug, op
een bruinagtige Grond, kenbaar zyn. Ik heb
’er ook zodanigen. Die hier uit Seba aangehaald
wordt, is een byzonder fraay, blaauw,
Surinaamfch Slangetje, ’t welk geene Kenmerken
van den Dipfas heeft.
(64) Adder met 187 Buikfchilden en 103 Staartfchubben,
te famen 290.
Deeze Indiaanfche, in het Kabinet van den
Heer de G eer bevindelyk, is bruin agter de
Oogen
(63) Coluber Dipfas. lArntn. (cad. I. p. 302. N 29.
G ron. Muf. II. p. (54. N. 30. Serpens Surinamenfis
ccerulea, Seb. Muf. Tab. 24. Fig. 3.
(Ö4) Coluber Pelias. Muf. Di G eer.
I.D ef.l, VI. Stuk, C c 2
itf.
A fdeel. -
IX.
Hoofdstuk.
LXIII.
Dip fat.
LXIV.
Peliat.