Vilt.
Hoofdstuk.
I.
Scytale.
Stokflang
Ik heb ’er derhalve ook dien van Serpenten voor
gebruikt, welke iets ontzaggelykers dan een
Slang fchynt te betekenen. De Ouden gaven
den naam van Boa aan een Waterllang, door
welken de Koeijen gemolken werden , zo zy
meenden, en de Waterflangen in ’t algemeen
noemden zy Serpentes of Serpenten.
Hunne Kenmerken zyn de zelfden als die van
de voorgaande Soor-t, uitgenomen dat hier de
Ratel ontbreekt. Z y hebben , naamelyk , zo
.wel Schilden o f Schildetjes aan de Staart als
aan den Buik, ’t Getal der Soorten, welken
L innjEüs daar van opgeeft, is negen. G ro-
novius heeft ’er eenigen onder den naam van
Cenchris, anderen onder dien van Scytale en
Coluber befchreeven. Deeze Slangen zyn alte-
maal onfchadelyk o f zonder Venyn.
( 1 ) Serpent, met 250 Buik- en 26 Staartfchil-
den, dus 276 in 't geheel.
De Grieklche naam Scytale wordt aan zeker
flag van Slangen gegeven , die de Staart
niét fpits hebben, en den Kop weinig dikker
dan het L y f ; zo dat z y , in de laDgte uitge-
llrekt leggende , veel naar een Stok gely.
ken; weshalve menze ook Stokjlangen noemt.
Se b a heeft verfcheide Scytala-Slangetjes afge-
beeld, die egter tot een ander Geflagt behooren
(i)Boa Scytale. Syfl. Nat. X. Gen. 10S. Scytale, Gron.
JM*f. II. p. f f N.xq. Scheuchz, Sacr, Tab. 737. Fig. 1.
ren (*). Gronoviüs , wiens Kenmerken van
den Scytale-Slang, hier voor zyn cpgegeven ( f) ,
fpreekt thans, behalve deezen , die in Zuid-
Amerika gevonden wordt, van een Giiineejchen,
wiens getal van Buikfchilden 180, en dat der
Staartfchilden 72 i s ; dat is te famen 252 fluks.
Dezelve is geelagtig zegt zyn E d ., van onderen
bleeker, en rosagtig aan de randen der
Rugfchubben: de laDgte byna drie Voeten: de
Kop van boven gefchubt: de Staart half zo
lang als de geheele Slang, Elsvormig en puntig
o f fpits ( | ) .
’t Verwondert my, wegens dit laatfte, zeer,
hoe zyn Ed. kan zeggen , dat deeze Slang van
de zelfde gedaante des Lighaams zy als de
Scytale, die de Staart dik en rolrond heeft, en
daar benevens zeer kort: zynde witagtig met
zwart geftippeld en gebandeerd, zo Scheuch-
ze r aanmerkt.
(2) Serpent, met 203 Buik- en 77 Staartfchilden;
dus 280 in 't geheel.
Ik geef aan deezen, die in de Befchryving
van het Koninglyk Sweedfch Kabinet zeer wel
is
(*) K^abinet. IT. Deel. Plaat. I. Fig. 1 , 2, 5 . en
PI. II. Fig. 3,4, Zie, hier agter, het X Hoofdstuk,
(t) Bladz. 288.
(1) Zoophyl. Gron, Fait. I. p. 19.
(2) Boa Canina. Muf. ^Ad. Frid. I. p. 39. f .
S er pens «o/oi^Brafiüenfis. Seb. Muf. IL Tab. oö. Fig.
a. Serpens Bojoli, Ceylaaica, bucculenta. Tab. 81, Fig. 1.
I.Deei, VI, Stvk,
1II.
A fdeel.
VJII.
Hoofdstuk.
II.
C*nina,
Boomflang,