III.
A fdeel.
Vf.
Hoofdstuk.
Verfcheidenheid*
der Slangen, ’t geen men zeer verfterkende en
' voedzaam agt te zyn , in de Indiën niet alleen,
maar zelfs in Italië tot Spyze gemaakt wordt;
zyn in de Geneeskunde verfcheide Middelen,
daar uit bereid , in agting , inzonderheid de
Geeft en ’t Vlugge Zout; hoewel dit meeft op
de Adderen z ie t , waar van ik naderhand zal
Ipreeken. Het Vet der Amerikaanfche Slangen,
in ’t algemeen, is , zo Pater L a b a t aanmerkt,
een koftelyk Middel om tot uitwendige fmee-
ring te gebruiken', in veelerley Ongemakken die
uit Koude ontftaan, inzonderheid Jigtige Py-
nen. Men fmelt h e t, ten dien-einde , op ’t
Vuur, en mengt ’er van den fterkften Wyn-
geeft o f Rum onder, doende daar mede dan
het Lighaam wryven : waar van hy zelf de
Proef genomen hadt.
De meefte Slangen worden gevonden onder
de verzengde Lugtftreek. In Afrika is daarvan
een groote menigte, zo wel als in de Ooft-
en Weftindiën , doch of de verlcheidenherd
wel zo groot z y , als het fchynt, zou men,
wegens de verandering vanKIeur enGrootte,billyk
mogen twyfelen. Se b a heeft dertienmaal eene
zelfde Soort, de Cobra de Cabelo, o f Brilflang,
naamelyk, doen afbeelden. Ook geeft hy de
Figuuren van zeven Kaapfche, zes Guineefche
en v y f Surinaamfche Slangen. Tien byzonde-
re Soorten zouden ’er op Cayenne z y n , volgens
BARRéRE: by de twintig in Noord-Ame-
rika; zo K alm aanmerkt. H a s se lq u ist vondt
in
in Egypte vierderley Soorten, de Adders daar
Onder begreepen, en juïft even zo veel heeft Afdeel.
men ’er in Sweeden ontdekt. Behalve den tt
, „ _ Hoofdvoorgemelden
Zee-Worm, dien Ponïoppidans , STUK>
Biffchop van Bergen, thans voor zo zeker houdt
dat ’er aan de Noorfche Kuft z y , als eenige
andere Vifch; vindt men ’e r, zegr h y , overal
in de zoete Wateren, Waterflangen en op ’t
Land worden Adders gevonden, die lbmtyds vergiftig
zyn. Men vindt dergelyken in onze
Provinciën, en Duitfchland levert ook verfcheide
Soorten van Slangen, waar onder den Blind-
flang uit;" doch de vergiftigden zyn in Italië,
Afrika en andere heete Landen.
Hoe zeer men omtrent de onderfcheiding der Onder-
Slangen in ’t duiftere ge weeft z y , blyktuit die fcheicllDS’
onvergelykelyke Verzameling van S eba , in het
II. D e e l van zyn Kabinet, alwaar een ver-
baazende menigte van Slangen zonder eenige
Orde is geplaatft. Behalve eenige weinige Eu-
. ropifche heeft hy daar in, twee-en-veertig Slangen
üit Afie; negen uit Afrika , waar onder
een die aangenaam zingt: en vyf-en-vyftig uit
de Weftindiën, waar onder één, die gezegd
wordt de waare Mfculapius te z y n : dus in ’t
geheel honderd-en.zes Uitheemfche Slangen.
Buiten de Geftalte , Kleur, als ook de In-
diaanfche Naamen, worden deeze, flegts, door
eenige Eigenfchappen onderfcheideu: gelyk hy
dus zyn Werk met de Scytalce o f Stokflangen
begint, dus genaamd, om dat zy zig dikwils
I .D eel. VI. Stuk, jq