III.,
A fdeel.
II.
Hoofdstuk.
VI
Graca.
Afrikaan*
fche.
(6) Schildpad met de Pooten byna ongevliesd,
de Schulp bultig met een zeer Jlompen zyd-
rand, de Blaadjes vlakagtig.
Kleine Jfrikaanfche Schildpad, met de Schulp
van Mofaik werk, hadt Edwards deeze genoemd,
die hy zeer fraay afbeeldt. Het Mannetje en
W y fje , van Santa Cruz in Barbarie overgebragt
zynde, heeft twee Jaafen geleefd in de Tuin
van ’t Kollegie der Geneesheeren te Londen.
In de warme Maanden paarden zy door befprin-
g in g , gelyk de meefte Viervoetige Dieren:
doch men kon, op de plaats daar zy in ’t Zand
gefchraapt hadden, 5er geen Eijeren van vinden:
ook zyn geen Jongen van hun voortgekomen.
De grootte deezer Schildpadjes was ongevaar
als eens Menfchen Vuift: zy hadden de Schulp
van onderen plat, van boven zeer rond verheven,
in veele Vakjes verdeeld, die nagenoeg
Vierkant waren , en met groeven , binnen elkander
al kleiner en kleiner Ruiten maakende,
getekend. De Kleur was hoog g e e l, gewolkt
met donkere o f zwarte Vlakken. Men vondt
den Kop met Schubben gedekt, den Hals vry
lang en Vleefchkleurig, gelyk ook de Pooten.
Aan
(6) Teftudo Pedibus fubdigiratis , Tefta gibba , margi-
ne laterali obtufiflimo , Scutellis planiufeulis. Syfl- Nat.
X. Teftudo Teflellata minor , Africana. Edw. Stv. 204.
T- 204.
Aan de voorften waren v y f , aan de agterften jjj#
vier Klaauwen. Het Dier hadt een taamelyke Ar deel.
lange Staart, in welke de opening van ’t- Aafs- tt
0 . Hoofdgat
o f de Leg is. stuk.
(7 ) Schildpad met de Pooten volkomen gevin- vu.
gerd , de Schulp bultig , geen Staart heb-
bende. fche.
Deeze die de kleine Karolinifche , met de
Schulp als van Mofaik werk, door E dwards
geheten wordt , is levendig uit Zuid-Karolina
te Londen gebragt geweelt. De Engelfchen,
die aldaar wooDen, noemenze, zegt h y , ge-
meenlyk Turapins, en daarom denk ik dat het
die zullen z y n , welken de Spaanfchen aldaar
Terrapen noemen, hebbende de Schulp als met
Snywerk verfierd en fraay gewolkt.' Deeze
houden zig gaarn op in vogtige en Moeraffige
plaatfen, en zyn niettemin goed om te eeten.
Wanneer de Spaanfche Jaagers ’er in de Bos-
fchen aantreffen , neemen zy die mede naar
hunne Hutten, en tekenenze met een kerf o f
ftreep; waar aan zy , na eenige Weeken terug .
komende, elk de zynen kennen: want dit Gedierte
gaat niet ver van honk.
Volgens Edwards was de grootte van deeze
byna als die van de voorgaande. De Schulp was
ver-
(7) Teftudo Pedibus digitatis, Tefta gibba, Cauda nul-
Ji- Syfl. Nat. X. Teftudo Teflellata minor Caroliniana.
pnw. ^4y. 205. T. 205.
I» Peel. Vla Stuk* D 5