4<$4 B e s c h u v i n g v a n
III. aan, dat zy ’er flegts twee o f drie te gelyk
Afdeel, leggen, en die uitkomen zyn bedekt met een
XIV. Dop of Schaali welke z y , in de Lyfmoeder
^stuk. neergedaald zynde, eerlt aanneemen. De ankert.
deren , boven de Lyfmoeder, maaken een Ei-
iertros, gelyk in de Hoenderen, en vertoonen
zig ovaal rond, gelyk de gewoone figuur is van
Eijeren. De Hoogleeraar Ruisch heeft zeer
naauwkeurig aangetoond, hoe het bevrugte Ey
beflooten is in die Soort van Tasjes, zwart van'
Kleur, welken men gemeenlyk , om dat z y ,
als ’t ware, vier Ponten hebben, Zee-Muizen
noemt. Ook heeft hy het Jong, daar uit voortkomende
i afgebeeld (*)•
In Engeland en Holland zyn de Rochen een
weinig geagte doch niet ongemeene Spyze. De
meeften hebben niet alleen een grove Zee-
Reük, maar zyn ook taay en onaangenaam van
* Smaak. Evenwel houdt men ’er ’s Winters laamelyk
van, en, dewyl ’t een Zee-Vifch is, die
door ’t vervoeren beter wordt, zo wordt zy in
Volkryke Steden, die ver van Zee leggen, gelyk
in de binnenslandfche Provinciën van Vrank-
r y k , veel gegeten. De L e v e r , in ’t byzon-
der, is daar een Lekkerny.
Gladde Deeze Soort van Roch, die maar ééne ry van
Roch. Doornen op de Staaft heeft, is een der ge-
meenften in Engeland , alwaar menze noemt
Skate, Skait o f Flair. Men vindtze ook in de
Noord-
(*} Th». U n 'm d . I. Tab. III Fig. 2 6.
Noordzee menigvuldig. Het Mannetje wordt m.
bv de Grieken Batos, het Wyfje Batis gehe- A fdeel.
ten, zo A r t e d i aanmerkt. R o n d e l e t iu s en *
anderen, geeven ’er den naam aan van gegolfde STÜK.
Roch, om dat het L y f , van boven, metzwar- yhet.
te Golfswyze ftreepen getekend is. Men telt-
ze onder de gladde Rochen, dewyl ’er aan het
L y f geen Stekels zyn. De Kleur is van boven
Afchgraaiiw, van onderen witagtig, Men heeft •
’er wel gevifcht van honderd ja tweehonderd
Ponden zwaar.
Wat het Voedzel van deeze Rochen zy leert
ons Doktor C o l l in s , die by het ontleden daar
in een Schol vondt. De Staart, geheel verteerd
tot op het gebeente , zat in de Keel,
doch het grootfte deel was vervat in de Maag,
zynde aan de buitenzyde flegts ontbonden tot
een Afchkleurigé Slym, die, geproefd zynde,
eenigermaate de Smaak hadt van Armoniak-Zout.
Deeze Maag o f Rob beftondt uit vier Rokken,
waar van de eerfte dun was en met fyne Bloedvaten
doorweven; de tweede dikker , roodag-
tig en als met Vleezige vezelen; de derde al-
lerdikfl: en vol van Klieren; de vierde wit en
zeer dun, met veele Gaatjes doorboord. De
Maag eindigde in een dikker Klieragtige zelf-
ftandigheid, by haaren uitgang, die door een
Sluitfpier byna geflooten was (*).
In deeze Soort van Rochen is aanmerkelyk, Stekelige
dat Roch-
(*) CotUN* ^Anaumy. Lond. i$8f. Vol. I. pi 277.
I. Deel, VI. Stuk. G g