TIL
A fdeel,
IV.
Hoofdstuk.
sfxvm.
Iguana.
leguaan,
Ï>1. LIL
F ig . 2,
(2 8 ) Haagdis met een lange Spilronie Staart K
de Rugnaad, als ook de Karn aan de Keel s
getand.
By de meefte Autheuren wordt, onder den
naamvan Senembi, Iguana of Yvana, een uit.
heemfche Haagdis voorgefteld, welke Bon nu?
befchryfc en afbeeldt, met de benaaming van
Leguaan. Deeze vindt men zo wel in Ooft-
als in Weftindie en Zuid-Amerika , doch de
üoftindifchen zyn doorgaans de grootfte en
flerlykft getekende, zo Seba aanmerkt, die ’et
veele Afbeeldingen van gegeven heeft. De
grootfte,die hy afbeeldt, van Amboina afkom-
itig zynde, hadt de langte van meer dan drie
Voeten, W y deelen hier de Figuur mede van
een middelmaatige Leguaan o f Krop-Haagdis
van ’t Eiland Formofa, die, met de Staart, gelyk
(28J Lacerta Gaudi tereti long i, Suturi Dorfali den-
ati , criftä Guls: denticulata. Jyfi, x . Lacerta
Caudd tereti Pedibus pentadaftylis, crifta Dorfi Iongitu-
dinali, Gulae peuduli , antice dentata. Mmorn. Mcad.
I p. 12,3. 287. Muf. Md. Fr, I p. 43. Igvana. G ron.
Muf. II. p. S2. n. 60. M arcgr, Eraf 236 f. 236. Jonst.
Quadr. T. 77. f. 5-. Jacob. Muf. T. 4. Yvana O lear.
Muf.T. 6. f. i . Lacerta Leguan. Bo.n t . Jav. 36. T. 56.
Senembi f. Igvana. M a r c sr . Eraf. 236 Nieremb. AW,
271. T. 27 j. O vied. Mmer. 1. 13 c. 3. Igvane R heis.
Expet. 100. T. iot. Worm. Muf. 313. S loan. fam.
II. p. 333. Lacertus Senembi &• Igvana; R aj Quadr.
265. S eb. Muf. I. T. 95. f, i 2. T. 96. f. 4. T. c>j.
i; 3. T. 98. f. I. Yvana Ci.us. Exot, 11& Catesb. Gif,
ÏL p. <54. T 64.
lyk ook de andere gemeten i s , de langte van
meer dan anderhalf Voet hadt, zynde, o v e r ’t
geheele Lyf,graauwagtig van Kleur. Men vindt
•er, in de Weftindiën, zo fommigen melden,
wel van v y f Voeten laDg en v y f Duimen dik.
Van deeze Dieren wordt getuigd, dat zy zo
wel in ’t Water als op ’t Land leeven, doch
zig meeft onthouden in de Boomen die aan Rivieren
ftaan, waarvan zy de Bloemen en Bladeren
eeten. L e c u a t vondt op Rodriguez, in
de Palmiet o f wilde Kokos en Kool-boomen,
een menigte Haagdiften van een Voet lang,
zeer fierlyk gekleurd, die daar van de Vrugt
aten, en ze lf ten prooy ftrekten voor de V o gelen.
Op die zelfde Boomen waren nagt,
fiaagdiffen van zeer leelyk aanzien, ter grootte
en dikte van een Arm, en goed om te eeten
(*). Dit zullen waarfchynlyk Leguaanen
zyn ge weeft', welker W y fje s , zo anderen melden
, in 5t Voorjaar aan den Oever van de Zee
pf van Rivieren komen, om de Eijeren, gelyk
de Schildpadden , in een Kuil te leggen , die.
zy in ’c Zand maaken , alwaar dezelven worden
uitgebroed. Dus heeft de Natuur deeze
pieren geleerd , een gemaatigde Warmte, tot
de Uitbroeding noodig , welke door Konft
zo moeielyk te verkrygen is ( f ) , zonder
Eonft te bezorgen. ’c Getal deezer Eijeren,
{*) Voyage. Tom. L p. 208, 209.
(f) Zie ’t voorg. Stuk deezer Natnurly ke H i fi» ,
» o n e , bladz. 366.
I* Deei, Yl. Stuk, L $
III.
A fdeel,
IV.
Hoofdstuk.
leguaan**