XIV.
Hoofd«
stuk.
l ^ramp-,
njcb. ,
Eigen
fchappen.
Onder deezen naara vindt men, by de He-
dendaagfchen, om hem van de gewoone Rochen ,
die oneffen en ruuw in ’t aantallen zyn , te on-,
derfcheiden , een Vifch voorgedeld , dien de
Ouden Torpedo, en de Engelfchen Crampfisb
heeten, ’t geen ons Krampvifcb volmaakt uitdrukt,
en zeer toepaffelyk is op dit Schepzel,
welk de Romeinen , om een andere reden,
Ocbiatella noemden. Ik vind hem, in ’t Ne-
derduitfch, ook Stompvifch en Siddervifcb ge-
'tyteld.
Dit Schepzel is , de geheele Wereld door,
vermaard wegens de zonderlinge Eigenfchap,
van eene Verdooving van Gevoel o f Kramp te
verwekken in de Leden van een Menfch , die ’t
zelve aanraakt: zo dat de Perfïaanen hetzelve
desvvegens Lerzmacbi , de Arabieren Riaad
noemen. Anderen vergelyken zulks by een Bee-
ving, en geeven ’e r , daarom, den naam van
Trilrocb aan. Groot is , ondertuffchen , het
verfchil onder de Waarneemers over deeze Eigenfchap
; miffghien om dat de vreeze veelen te
befchroomd gemaakt heeft tot een naauwkeurig
Onderzoek. Deeze Vreeze gaat, zo K o l b e
aanmerkt, zo ver, dat de Viffchers aan de Kaap,
als ’er een Trilroch in het Net is , liever den
geheelen Vangd verlooren laaten gaan, dan hetzelve*
dus op te haaien.
De uitwerking van het aanraaken van deezen
Vifch heeft onder de Natuurkundigen veel ge-
njgts gemaakt, en veelen fpraken daarvan met
zulk
zulk een vergrootiüg , dat anderen het voor III;
Fabuleus hielden. De Proefneemingen, egter, Afdeel.
van de Heeren R e d i en Borelli , hebben doen H* op^
zien, dat het geen Fabel ware; doch de eigent- stuk.
lyke Omftandigheden der gemelde aandoening,
en of dezelve maar op zekere tyden des Jaars, V*T '
in zekere deelen van den Vifch plaats had, gelyk
L orenzini w il; heeft de Heer T emplemann ,
wanneer hy , voor weinige Jaaren , op de
1 Kullen van Poitou was , waardig geoordeeld
nader te onderzoeken.
Hy bevondt zich aldaar in een tyd, dat deeze
Viffghen gemakkelyk te bekomen waren, en dus
bragt men hem ’er veelen, waar onder van aan-
merkelyke grootte , die hy op veelerley manieren
aanraakte, zonder eenige de minde aandoening
; niettegendaande hy ’er in Tobbens
met Water zwemmen deedt , waar in zy zig
zeer vlug bewoogen.. Eimïelyk, egter, w a s ’er
een, die, als door dit geduurig agnraaken getergd
, hem , onvoorziens , een Slag gaf door
zyn Arm , die hem verfchrikken deedt. De
Arm, zegt h y , werdt eensklaps verdoofd, van
. de Hand tot aan de Schouder, en zyn Hoofd
zelfs bedwelmd; waar op een zwaare Pyn volgde
, die hem buiten daat d e ld e , om zyn Arm
of zelfs zyne Hand te bewegen: zo dat hy als
Beroerd fcheen. Hy vergelykt de aandgening
by die van een Menfch , welke een doot krygt
tegen den Elleboog, en de Pyn was zeer hevig,
I, DEEI. vl. Stuk, F f 4 doch