HL heeft, voor een Geneesmiddel tegen de Kolyk,
A fdeel, h'et Graveel, en tot bevordering van de Kraam
v u
Hoofd Sehouden- Het Poeijer der Tanden heeft de
stuk. kragt omtrent van Kreefts-Oogen of Hertshoorn,
Van de Huid worde, als gemeld is, op ver-
fcheide manieren gebruik gemaakt.
Geftalte. Deeze Soort heeft fomtyds de zwaarte van
honderd Ponden. Het L y f is langwerpig en
rond, gelyk in de Haaijen in ’t algemeen. Drie
ryën fcherpe Tanden zyn 'er in de Bek. De
Kleur is op de Rug bruin, van onderen Zil-
veragtig. W illoughby zag ’er te Rome op
de Vifchmarkt één te koop, en hem werdt te
Penfance , in Cornwall, ook een toegebragt.
Voorts wordt een heerlyke Ontleedkundige be-
fchryving van eenen Mannetjes Galeus, die vier
Voeten lang was, en om ’t midden des Lig-
haams eenen Omtrek van twee Voeten hadt,
door Charleton gegeven, welke hem van Doktor
E ntius was medegedeeld (*). Het Mom
fter, dat den g December des jaars 1737, aan
de Kult van Portugal, gevangen werdt (j-j), zal
mooglyk een Soort van Haay geweeft zyn.
Zee Vos of De Zee-Vos of Zee-Aap der Autheuren, die
Zee-Aap. vaa A r t e d i als een byzondere Soort opgegeven,
en genoemd wordt, Haay met de Staart
langer dan bet L y f ( | ) , vind ik door L inn^ s
niet
{*) Onemaff. Zoicon. Mantifll p. 209.
(tl Europ. Mercurius van 1738. I. Deel« bladz. 8y.
(j) Squalus Cauda longiore quain ipfura Corpus. A r t ,
{ Gen*
niet opgetekend. Het fchynt egter een byzon- m.
dere Soort te zyn,*indien men de Befchryving Afdeel,
der Ouden gelooven mag; hoewel hy aan.W il-
loughuy noch in Italië, noch in Engeland voor- STUK.
eekomen is. o Want niet alleen is de Kop
fpitier, maar ook het L y f korter en dikker,
dan in de gewoone Haaijen: waar van hy inzonderheid
door de Staart verfchilt , welker
bovenfte gedeelte als een Seiflen of Sikkel is
gevormd,en aan ’t end zeer dun uitloopt. Dit laat-
fte fchynt hem wel naar dien Haay-Viflch, welken
men in Noorwegen Sort-Haae, dat is zwar.
te Haay, noemt, te doen gelyken: zynde gitzwart
op de Rug en aan den Buik blaauw van
Kleur. ,
De Franfche Akademiften hebben zulk eeD Zonderlin-
Vifch ontleed, die agt en een half Voet lang £e Dann*
was, en aan den Kop twee Vlerken hadt van
vyftien Duimen, zynde graauwagtig bruin en
blaauwagtig aan den Buik, niet w it , gelyk het
Vosje van Salvïakus. Zy vonden daar.in èèn>,
zonderling maakzel van ’t Gedarmte. Aan den t
uitgang der Maag volgde een Soort van Duo- \
denum, v y f Duimen lang, en maar een derde
Duims wyd: dan werdt het Gedarmte verbreed,
wyd tot drie Duimen middelïyn, ter langte van
agttien Duimen, en hadt van onderen een glad
aan-
G«», <58. N. 8, Syn. 96. Vulpes marina. Wiel. 54. Raj.
20 Vulpes Galeus Gesn. Vulpecula marina Aldr. Jonst,
Chart. Simia marina. Bellon. Gesn.
I , D eei, VI. Stuk, I i 4