UI.
Afdeel.
V.
Hoofdstuk.
Pad.
dooraagen vaneen blok Marmer, ook een Pad
daar in gevonden. O f die alles niet- genoeg
ware, kan men de mooglykheid van het Geval
bekragtigd Kien door een Waarneeming, die
van den Sweedfchen Doktor Pih l , Landmedi-
cus in Gothland, in den jaare 1 7 3 3 , aan de
Koninglyke Akademie der Weetenfchappen te
Stokholm» medegedeeld werdt (*).
Men kan dit zonderlinge Verlchynzel eeni-
germaate oploffen, door te onderftellen, dat,
toen de Pad vaft en beflooten raakte, de Steen
nog weeke Aarde zy geweefl: doch om te be*
grypen dat dit Dier daar in heeft kunnen lee-
ven, moet men befluiten , dat hetzelve in ’t
geheel geen Ademhaaling, of, tot dezelve geen
v ry e 'L u gt, ja zelfs geen Voedzel noodig heb-
be. Ondertufïchen is het zeker, dat een Pad *
in ’e Lugtledige, vry lang kan leeven, Dit alles
fchynt verder te blyken uit de onwraakbaar^
Hiftoriën van Padden, die levendig in 't midden
van zwaare Boomftammen gevonden zyn , zonder
eenige opening, waar door zy ’er hadden
kunnen inkomen. Zulks was , in den jaare
1 7 1 9 , aan de Akademie van Parys berigt, ten
opzigt van een zwaare Olmeboom, en men hadt
piet goedgevonden, een zo on waarfchynlyk Voorval
publiek te maaken, voor dat, in o f omtrent
den jaare 1731 , een dergelyke Hiftorie, betref*
(*) Zie het VIII. Deel. der Uitgezoete Verhandelin*
gen. in het laat [te Stukje van dit jaar, 1763.